ECLI:NL:CRVB:2005:AT6686

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/4405 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor reiskosten wegens ontbrekende gegevens

In deze zaak heeft appellant op 6 augustus 2002 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor reiskosten in verband met bezoeken aan advocaten, ter hoogte van € 925,30. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk heeft deze aanvraag op 6 september 2002 niet in behandeling genomen, omdat appellant niet tijdig de gevraagde gegevens had aangeleverd. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar werd op 16 januari 2003 ongegrond verklaard. Hierop heeft appellant hoger beroep ingesteld.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 19 april 2005 behandeld, waarbij appellant in persoon aanwezig was, maar gedaagde niet vertegenwoordigd was. De Raad heeft vastgesteld dat appellant op 7 augustus 2002 de gelegenheid heeft gekregen om zijn aanvraag aan te vullen met de benodigde vervoersbewijzen, maar deze termijn is verstreken zonder dat appellant de gevraagde informatie heeft verstrekt. De Raad oordeelt dat de gevraagde gegevens essentieel zijn voor de beoordeling van de aanvraag en dat appellant redelijkerwijs in staat had moeten zijn om deze tijdig aan te leveren.

De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank Zutphen, die het beroep van appellant tegen het besluit van 16 januari 2003 ongegrond had verklaard. De Raad ziet geen aanleiding om gedaagde te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A.B.J. van der Ham, in aanwezigheid van mr. P.E. Broekman als griffier, en is openbaar uitgesproken op 31 mei 2005.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/4405 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winsterswijk, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 28 augustus 2003,
reg.nr. 03/129 NABW.
Op 2 oktober 2003 en 7 april 2005 heeft appellant nog nadere stukken ingediend.
Het geding is - tezamen met de gedingen in de zaken met de reg.nrs. 03/3577, 03/3579, 03/3880, 03/3881, 03/4406, 03/5105 en 03/5564 NABW - gevoegd behandeld ter zitting van 19 april 2005. Daar is appellant in persoon verschenen en heeft gedaagde zich niet laten vertegenwoordigen. Na de gevoegde behandeling ter zitting zijn de gedingen weer gesplitst. In de onderhavige zaak wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
II. MOTIVERING
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Appellant heeft op 6 augustus 2002 bij gedaagde een aanvraag om bijzondere bijstand voor reiskosten in verband met gestelde bezoeken aan advocaten tot een bedrag van € 925,30 ingediend. Deze aanvraag heeft uiteindelijk geleid tot het besluit van 6 september 2002 om de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet te behandelen, omdat appellant niet binnen de gestelde termijn de aanvraag met de gevraagde gegevens heeft aangevuld.
Bij besluit van 16 januari 2003 heeft gedaagde het bezwaar tegen het besluit van 6 september 2002 ongegrond verklaard, en dat besluit gehandhaafd.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank Zutphen het door appellant ingestelde beroep tegen het besluit van
16 januari 2003 ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Artikel 4:5, eerste lid, van de Awb bepaalt dat indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen. Blijkens de totstandkomingsgeschiedenis van deze bepaling gaat het bij een onvolledige of ongenoegzame aanvraag onder meer om het onvoldoende verstrekken van gegevens of bescheiden om een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk te maken. Daarbij gaat het, gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb, om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Appellant is bij brief van 7 augustus 2002 in de gelegenheid gesteld tot 1 september 2002 zijn aanvraag van 6 augustus 2002 aan te vullen met onder meer vervoersbewijzen. Appellant heeft deze termijn laten verstrijken zonder de gevraagde gegevens te verstrekken.
Naar het oordeel van de Raad zijn de door gedaagde gevraagde vervoersbewijzen van belang om te kunnen bepalen of appellant voor de door hem gevraagde bijstand in aanmerking kan komen. Voorts is de Raad van oordeel dat appellant redelijkerwijs in staat moet zijn geweest om over de gevraagde gegevens te beschikken en deze tijdig te overleggen. Mocht dit laatste overigens anders zijn geweest dan had het op de weg van appellant gelegen gedaagde binnen de hem gegeven hersteltermijn hiervan op de hoogte te stellen.
Dit betekent dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van mr. P.E. Broekman als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2005.
(get.) A.B.J. van der Ham.
(get.) P.E. Broekman.