ECLI:NL:CRVB:2005:AT6661
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.I. ’t Hooft
- R.M. van Male
- G.M.T. Berkel-Kikkert
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over hoogte tegemoetkoming kosten keukenaanpassing voor rolstoelgebonden appellante
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een rolstoelgebonden appellante tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Veghel. Appellante had in het kader van de Wet voorzieningen gehandicapten verzocht om een tegemoetkoming in de kosten van woningaanpassingen, specifiek voor de aanpassing van haar keuken. De gemeente had in eerste instantie een bedrag van f 3.363,05 toegewezen, maar appellante was van mening dat dit bedrag te laag was en dat de voorgestelde aanpassingen niet adequaat waren. De rechtbank had het bezwaar van appellante gedeeltelijk gegrond verklaard, maar het hoger beroep richtte zich specifiek tegen het deel van de uitspraak dat de tegemoetkoming in de kosten van de keukenaanpassing op een lager bedrag had vastgesteld dan appellante had gevraagd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 2 maart 2005, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet akkoord ging met de door de gemeente voorgestelde aanpassingen, omdat deze niet voldeden aan haar behoeften. Appellante had een advies van haar ergotherapeute overgelegd, waarin werd gepleit voor specifieke aanpassingen in de keuken om haar belasting te verlichten. De gemeente hield echter vast aan haar standpunt dat de voorgestelde aanpassingen niet noodzakelijk waren en dat goedkopere alternatieven beschikbaar waren.
Na het horen van de argumenten van beide partijen, concludeerde de Raad dat de gemeente terecht had geoordeeld dat de door appellante gewenste aanpassingen niet noodzakelijk waren vanuit medisch oogpunt. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de gemeente niet verplicht was om de hogere tegemoetkoming te verlenen. De Raad wees ook een proceskostenveroordeling in hoger beroep af, omdat er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 25 mei 2005.