ECLI:NL:CRVB:2005:AT6260
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vaststelling gedifferentieerde premie en gelijkheidsbeginsel in WAO-zaak
In deze zaak, die voor de Centrale Raad van Beroep werd behandeld, ging het om de vaststelling van de gedifferentieerde premie die appellante, een grote werkgever, in 2001 verschuldigd was op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De zaak ontstond na de inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op 1 januari 2002, waarbij de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats trad van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). Appellante had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Almelo, die op 10 juli 2002 het beroep ongegrond had verklaard.
De Centrale Raad van Beroep behandelde de zaak op 28 april 2005, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door G.A.M. Schepers en mr. J.P.M. van Zijl, en gedaagde door mr. K.D. van Someren. De Raad oordeelde dat de beroepsgronden van appellante, die zich richtten op de toekenning van een WAO-uitkering aan een ex-werknemer, niet konden slagen. Dit was gebaseerd op artikel 87e van de WAO, dat bepaalt dat bezwaren tegen de premie niet kunnen steunen op de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering.
De Raad bevestigde dat de discussie over de juistheid van de WAO-uitkering in een aparte procedure moet worden behandeld. Appellante had geen rechtsmiddel aangewend tegen het toekenningsbesluit van 10 maart 1999, wat haar positie verzwakte. De Raad verwierp ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel, waarbij werd opgemerkt dat de effecten van premiedifferentiatie voor werkgevers met een stijgende loonsom niet automatisch leiden tot een schending van dit beginsel. De Raad concludeerde dat er geen reden was om de eerdere uitspraak van de rechtbank te herzien en bevestigde deze.
De uitspraak werd gedaan door mr. R.C. Stam, in aanwezigheid van griffier R.E. Lysen, en werd openbaar uitgesproken op 12 mei 2005. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.