ECLI:NL:CRVB:2005:AT5526
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering erkenning als burgeroorlogsslachtoffer op basis van onvoldoende bewijs van oorlogservaringen
In deze zaak heeft eiseres, geboren in 1920 in het voormalige Nederlands-Indië, een verzoek ingediend bij de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad om erkend te worden als burgeroorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogs-slachtoffers 1940-1945. Eiseres baseerde haar aanvraag op gezondheidsklachten die zij toeschrijft aan haar oorlogservaringen tijdens de Japanse bezetting en de daaropvolgende Bersiap-periode. Het verzoek werd afgewezen bij besluit van 8 december 2003, en dit besluit werd gehandhaafd in het bestreden besluit van 20 juli 2004, omdat er geen bevestigingsgegevens waren verkregen omtrent de gebeurtenissen die eiseres had meegemaakt.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 31 maart 2005, waarbij eiseres in persoon verscheen, bijgestaan door haar raadsman W. Oey. De verweerster werd vertegenwoordigd door J.A. Groeneveld. De Raad heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiseres vooral steunt op de ontwrichting van haar leven, armoede en dreiging die zij heeft ervaren, maar dat deze omstandigheden niet voldoen aan de criteria van de Wet. De Raad oordeelt dat de gestelde vlucht van eiseres niet heeft plaatsgevonden onder levensbedreigende omstandigheden en dat de algemene oorlogsomstandigheden niet kunnen worden aangemerkt als specifieke handelingen of maatregelen die onder de Wet vallen.
De Raad concludeert dat er geen grond is voor vernietiging van het bestreden besluit, waardoor dit besluit in rechte stand kan houden. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. J.C.F. Talman, in tegenwoordigheid van griffier E. Heemsbergen, en werd openbaar uitgesproken op 12 mei 2005.