ECLI:NL:CRVB:2005:AT5519
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van erkenning als vervolgde onder de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2005 uitspraak gedaan in het geding tussen eiseres, een vrouw geboren in 1937 in het voormalige Nederlands-Indië, en de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiseres had een aanvraag ingediend voor erkenning als vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945, met het verzoek om een periodieke uitkering en bijzondere voorzieningen. De aanvraag werd afgewezen door de verweerster, die stelde dat niet kon worden vastgesteld dat eiseres vervolging in de zin van de Wet had ondergaan. Eiseres ging in beroep tegen dit besluit.
De Raad heeft de zaak behandeld op 31 maart 2005, waarbij eiseres niet aanwezig was, maar verweerster vertegenwoordigd werd door J.A. Groeneveld. De Raad overwoog dat de omstandigheden waaronder eiseres de oorlogsjaren had doorgebracht niet zodanig uitzonderlijk waren dat zij met toepassing van artikel 3, tweede lid, van de Wet met de vervolgde gelijkgesteld kon worden. De Raad benadrukte dat de bevoegdheid om iemand met de vervolgde gelijk te stellen discretionair is, wat betekent dat verweerster een ruime beleidsvrijheid heeft. De Raad concludeerde dat de door eiseres aangevoerde oorlogservaringen niet voldeden aan de criteria voor erkenning als vervolgde.
De Raad oordeelde dat het bestreden besluit, gelet op de aangevoerde argumenten van eiseres, in rechte stand kon houden. De Raad verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen termen aanwezig waren voor een vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. J.C.F. Talman, in tegenwoordigheid van griffier E. Heemsbergen.