ECLI:NL:CRVB:2005:AT4953

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/5793 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gegrondverklaring verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet tijdig betaald griffierecht

In deze zaak heeft opposante, werkzaam bij een werkgever, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 13 september 2004. De Centrale Raad van Beroep verklaarde op 22 februari 2005 het hoger beroep niet-ontvankelijk omdat het verschuldigde griffierecht van € 102,- niet tijdig was betaald. De gemachtigde van opposante kwam echter tijdig in verzet tegen deze uitspraak. De Raad heeft vervolgens vastgesteld dat het griffierecht op 14 december 2004 wel degelijk was voldaan, wat door de gemachtigde in het verzetschrift werd bevestigd. Hierdoor kwam de Raad tot de conclusie dat de eerdere uitspraak onterecht was en dat het hoger beroep alsnog ontvankelijk moest worden verklaard. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak van 22 februari 2005 werd vernietigd en het onderzoek werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De Centrale Raad van Beroep verklaarde het verzet gegrond en herstelde de procedure.

Uitspraak

04/5793 WAO
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposante], wonende te [woonplaats], opposante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
[opposante], werkzaam bij [werkgever] te [vestigingsplaats], heeft als gemachtigde van opposante hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Alkmaar op 13 september 2004, reg.nr. WAO 04/358, tussen partijen gegeven uitspraak.
Bij uitspraak van 22 februari 2005, welke op 23 februari 2005 aan partijen is verzonden, heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Gemachtigde van opposante is tijdig van die uitspraak in verzet gekomen.
Gelet op het hierna onder II overwogene heeft de Raad het niet nodig geacht opposante in de gelegenheid te stellen over het verzet te worden gehoord.
II. MOTIVERING
Bij uitspraak van 22 februari 2005 heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat de Raad het verschuldigde griffierecht ad € 102,- niet binnen de in de brief van de Raad van 22 november 2004 gestelde termijn heeft ontvangen.
Ten gevolge van het gedane verzet dient de Raad thans de vraag te beantwoorden of hij bij zijn uitspraak van 22 februari 2005 terecht heeft geoordeeld dat het hoger niet-ontvankelijk is verklaard. De Raad beantwoordt die vraag ontkennend.
De Raad heeft geconstateerd, zoals tevens door de gemachtigde van opposante in het verzetschrift is aangegeven, dat het verschuldigde griffierecht ad € 102,- op 14 december 2004 bij de kas van de griffie van de Raad is voldaan.
Gezien het vorenstaande dient het verzet met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55, vijfde lid, aanhef en onder c van de Awb gegrond te worden verklaard. Gegeven het bepaalde in het zevende lid van laatstbedoeld artikel vervalt de uitspraak waartegen verzet was gedaan en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet gegrond.
Aldus gegeven door mr. M.M. van der Kade als voorzitter in tegenwoordigheid van mr. M.F. van Moorst als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 april 2005.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) M.F. van Moorst.