ECLI:NL:CRVB:2005:AT4916
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoofdelijk aansprakelijkheid voor terugbetaling van bijstandsbedragen ten behoeve van ex-partner
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 april 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdelijkheid van de appellant voor de terugbetaling van bijstandsbedragen die ten onrechte aan zijn ex-partner zijn uitgekeerd. De appellant, die in persoon ter zitting verscheen, was in beroep gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. De gedaagde, het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Groesbeek, had bij besluit van 6 juni 2000 de appellant hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor een bedrag van f 17.838,94, dat over de periode van 1 maart 1999 tot 30 november 1999 ten onrechte aan zijn ex-partner was uitgekeerd.
De Raad heeft vastgesteld dat gedaagde het bezwaar van de appellant tegen het besluit van 31 mei 2001, waarin het aflossingsbedrag op f 563,00 per maand werd vastgesteld, ongegrond heeft verklaard. De Raad heeft de draagkracht van de appellant beoordeeld en vastgesteld dat, na aftrek van de bijstandsnorm en andere premies, de aflossingscapaciteit op f 563,00 per maand uitkwam. De Raad oordeelde dat gedaagde terecht rekening had gehouden met de aanvullende premie ziekenfonds en de premie uitvaartverzekering, maar dat andere door de appellant aangevoerde kosten niet verifieerbaar waren.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het aflossingsbedrag in redelijkheid was vastgesteld. De appellant had ter zitting aangegeven dat het aflossingsbedrag inmiddels was verlaagd naar € 155,00 per maand. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, waarmee de aansprakelijkheid van de appellant voor de terugbetaling van de bijstandsbedragen werd gehandhaafd.