ECLI:NL:CRVB:2005:AT4908
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- H. Bolt
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake onvoldoende sollicitatieactiviteiten en matiging van de hoogte van de maatregel
In deze zaak heeft de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Middelburg, waarin de rechtbank het bestreden besluit van 10 december 2002 had vernietigd. Dit besluit hield in dat gedaagde, die onvoldoende sollicitatieactiviteiten had verricht, een korting van 20% op haar WW-uitkering was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de maatregel gematigd diende te worden vanwege verminderde verwijtbaarheid, omdat gedaagde niet was gewaarschuwd voor eerdere verzuimen.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep behandeld op 9 maart 2005, waarbij gedaagde niet aanwezig was. De Raad heeft vastgesteld dat gedaagde in de periode van 16 september 2002 tot 14 oktober 2002 niet aan de verplichting voldeed om wekelijks minimaal één sollicitatieactiviteit te verrichten. De Raad oordeelt dat het niet nakomen van deze verplichting gedaagde niet in overwegende mate kan worden verweten, maar dat er geen dringende redenen zijn om af te zien van het opleggen van de maatregel.
De Raad concludeert dat de rechtbank ten onrechte de hoogte van de maatregel heeft gematigd. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep ongegrond. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep is uitgesproken op 20 april 2005 door mr. T. Hoogenboom als voorzitter en mr. H. Bolt en mr. B.M. van Dun als leden, in tegenwoordigheid van L. Karssenberg als griffier.