ECLI:NL:CRVB:2005:AT4905

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/776 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van het besluit tot ontzegging van WW-uitkering na benadelingshandeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 29 december 2003, waarin het beroep tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ongegrond werd verklaard. Het primaire besluit, dat appellant het recht op WW-uitkering ontzegde over de periode van 1 januari 2003 tot 3 februari 2003, was gebaseerd op de stelling dat appellant een benadelingshandeling had gepleegd. Na het indienen van bezwaar werd dit besluit gehandhaafd in het bestreden besluit van 1 april 2003.

Tijdens de zitting op 9 maart 2005, waar appellant niet aanwezig was, heeft gedaagde, vertegenwoordigd door mr. Th. Martens, aangegeven dat het bestreden besluit niet wordt gehandhaafd en dat het eerdere besluit van 14 januari 2003 herroepen dient te worden. Gedaagde is van mening dat appellant vanaf 1 januari 2003 recht heeft op een WW-uitkering en zal een nieuw besluit nemen.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het bestreden besluit niet in rechte stand kan houden en heeft dit besluit, evenals de aangevallen uitspraak, vernietigd. Tevens is gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 966,-- bedragen, en is bepaald dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het griffierecht van € 118,-- aan appellant vergoedt. De uitspraak is gedaan op 20 april 2005.

Uitspraak

04/776 WW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellant is op daartoe bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 29 december 2003, nr. Awb 03/490 WW, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 9 maart 2005. Appellant is niet verschenen. Gedaagde heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Th. Martens, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. MOTIVERING
1. Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
2. Bij besluit van 14 januari 2003 heeft gedaagde appellant het recht op WW-uitkering ontzegd over de periode van 1 januari 2003 tot 3 februari 2003, onder toepassing van artikel 16, derde lid, van de WW. Dit besluit is, na gemaakt bezwaar, bij het bestreden besluit van 1 april 2003 gehandhaafd, onder de overweging dat appellant een benadelingshandeling heeft gepleegd.
3. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
4. Ter zitting van de Raad heeft gedaagde naar voren gebracht dat het bestreden besluit niet wordt gehandhaafd en dat het besluit van 14 januari 2003 wordt herroepen. Gedaagde is nader van oordeel dat appellant met ingang van 1 januari 2003 in aanmerking dient te worden gebracht voor een uitkering ingevolge de WW en zal daartoe een besluit nemen.
5. Gelet op hetgeen gedaagde dienaangaande heeft aangevoerd is de Raad van oordeel dat het bestreden besluit niet in rechte stand kan houden, zodat dit besluit voor vernietiging in aanmerking komt, evenals de aangevallen uitspraak waarbij dit besluit in stand is gelaten.
6. De Raad ziet aanleiding gedaagde te veroordelen in de proceskosten van appellant in eerste aanleg tot een bedrag van € 644,-- aan kosten van rechtsbijstand en in hoger beroep tot een bedrag van € 322,--, eveneens aan kosten van rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond;
Vernietigt het bestreden besluit;
Draagt gedaagde op opnieuw op het bezwaar te beslissen;
Veroordeelt gedaagde in de proceskosten van appellant tot een bedrag van in totaal
€ 966,--, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het in beide instanties betaalde griffierecht van in totaal € 118,-- aan appellant vergoedt.
Aldus gegeven door mr. T. Hoogenboom als voorzitter en mr. H. Bolt en mr. B.M. van Dun als leden, in tegenwoordigheid van L. Karssenberg als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 20 april 2005.
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) L. Karssenberg.