ECLI:NL:CRVB:2005:AT4858

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/695 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid Centrale Raad van Beroep inzake terugvordering wethouder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door de appellant, een voormalig wethouder van de gemeente Son en Breugel, tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De rechtbank had op 8 december 2003 een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Son en Breugel bevestigd, waarin werd besloten tot terugvordering van betaalde tegemoetkomingen in de premie van een ziektekostenverzekering over de jaren 1998, 1999 en 2000. Deze tegemoetkomingen waren verstrekt op basis van het Rechtspositiebesluit wethouders. De appellant stelde dat de terugvordering onterecht was en ging in hoger beroep.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 21 april 2005 geoordeeld dat zij niet bevoegd is om van het hoger beroep kennis te nemen. De Raad overweegt dat de aangevallen uitspraak niet betrekking heeft op een besluit dat is genomen op grond van een wettelijk voorschrift dat is opgenomen in de bijlage van de Beroepswet. Bovendien is de appellant niet als ambtenaar in de zin van de Ambtenarenwet belanghebbende bij het besluit, maar in zijn hoedanigheid als wethouder. De Raad concludeert dat het hoger-beroepschrift doorgezonden moet worden naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, aangezien er geen aanwijzing is dat de appellant hoger beroep kan instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

De Raad heeft ook bepaald dat er geen termen zijn voor een proceskostenveroordeling, maar dat het in hoger beroep betaalde griffierecht aan de appellant moet worden terugbetaald. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

04/695 AW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Son en Breugel, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellant is op bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen (een gedeelte van) de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 8 december 2003, nr. AWB 03/1384, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 24 maart 2005, waar namens appellant is verschenen mr. P.F. Adolf, verbonden aan DAS rechtsbijstand, en waar gedaagde niet is verschenen.
II. MOTIVERING
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank onder andere beslist over een beroep dat appellant had ingesteld tegen een besluit van gedaagde van 8 april 2003 tot handhaving van een terugvorderingsbesluit van 8 januari 2002. Deze terugvordering betreft de aan appellant over de jaren 1998, 1999 en 2000, toen hij wethouder was van de gemeente Son en Breugel, - op grond van het Rechtspositiebesluit wethouders - betaalde tegemoetkomingen in de premie van een ziektekostenverzekering.
2. Naar aanleiding van het namens appellant - overeenkomstig de bij de aangevallen uitspraak gegeven rechtsmiddelenverwijzing - bij de Raad ingestelde hoger beroep overweegt de Raad ambtshalve het volgende over zijn bevoegdheid om van dit hoger beroep kennis te nemen.
2.1. Voorzover hier van belang kan ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Beroepswet een belanghebbende hoger beroep instellen tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in afdeling 8.2.6. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) inzake
(a) een besluit of andere handeling van een bestuursorgaan waarbij een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig belanghebbende is, en
(b) een besluit, genomen op grond van een wettelijk voorschrift dat is opgenomen in de bijlage die bij de Beroepswet behoort.
2.2. Blijkens het onder 1.1. gestelde betreft de aangevallen uitspraak het besluit tot terugvordering van een aan appellant als wethouder gedane betaling die gedaan is op grond van het Rechtspositiebesluit wethouders.
2.2.1. Dit is niet een besluit dat is genomen op grond van een wettelijk voorschrift dat is opgenomen in de bijlage die behoort bij de Beroepswet. De aangevallen uitspraak is dus niet een uitspraak inzake een besluit als bedoeld in onderdeel b van het eerste lid van artikel 18 van de Beroepswet.
2.2.2. Evenmin is het een besluit of andere handeling van gedaagde waarbij appellant als ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig belanghebbende is. Appellant is immers belanghebbende bij dat besluit in zijn hoedanigheid van wethouder in de jaren 1998, 1999 en 2000. Tot 7 maart 2002, de datum van inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur, was een wethouder niet een ambtenaar in de zin van de Ambtenarenwet. De aangevallen uitspraak is dus (ook) niet een uitspraak inzake een besluit als bedoeld in onderdeel a van het eerste lid van artikel 18 van de Beroepswet.
2.3. De Raad is daarom niet bevoegd van het namens appellant ingestelde hoger beroep kennis te nemen.
3. In het vorenstaande ziet de Raad aanleiding toepassing te geven aan artikel 6:15, in verbinding met artikel 6:24, van de Awb. Nu er geen aanwijzing is dat appellant tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep kan instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, acht de Raad het, in het licht van artikel 37, eerste lid, van de Wet op de Raad van State, aangewezen het hoger-beroepschrift door te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Awb. Wel zal worden bepaald dat het in hoger beroep betaalde griffierecht aan appellant wordt terugbetaald.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart zich onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen;
Bepaalt dat de griffier het hoger-beroepschrift, met de daarbij behorende stukken, doorzendt aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State;
Bepaalt dat de griffier aan appellant het door hem in hoger beroep betaalde griffierecht terugbetaalt.
Aldus gegeven door mr. H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en mr. A. Beuker-Tilstra en prof. mr. L.F.M. Verhey als leden, in tegenwoordigheid van mr. P.J.W. Loots als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2005.
(get.) H.A.A.G. Vermeulen.
(get.) P.J.W. Loots.