ECLI:NL:CRVB:2005:AT4584

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/6345 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 april 2005 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een verzet dat door de opposante was ingediend. De opposante had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond, maar dit was niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. De Raad heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van een verzetschrift zes weken bedraagt, welke termijn begint op de dag na de bekendmaking van de uitspraak aan de belanghebbende. In dit geval was de uitspraak op 24 augustus 2004 verzonden, waardoor de termijn voor het indienen van verzet liep van 25 augustus tot en met 5 oktober 2004. Het verzetschrift werd echter pas op 23 november 2004 ontvangen, wat betekent dat de termijn was overschreden.

De opposante heeft in haar verzetschrift geen redenen opgegeven voor de termijnoverschrijding. De Raad heeft opgemerkt dat de opposante in de eerdere uitspraak duidelijk was gewezen op de verzetstermijn van zes weken. Gezien het ontbreken van verschoonbare redenen voor de termijnoverschrijding, heeft de Raad geoordeeld dat het verzet niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, dat betrekking heeft op de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door een collegiaal orgaan, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is openbaar uitgesproken. De Raad heeft in deze uitspraak de procedurele aspecten van het bestuursrecht benadrukt, met name de noodzaak om tijdig verzet in te dienen en de gevolgen van het niet naleven van de gestelde termijnen.

Uitspraak

03/6345 WSF
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:
[opposante], thans wonende te [woonplaats], opposante
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
De Raad heeft bij uitspraak van 20 augustus 2004, verzonden op 24 augustus 2004, het door opposante ingestelde hoger beroep tegen een ten aanzien van haar gegeven uitspraak van de rechtbank Roermond van 5 november 2003 (reg.nr.: 03/501 WSFBSF) niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het griffierecht niet is betaald.
De brief van opposante van 12 november 2004, bij de Raad ontvangen op
23 november 2004, is door de Raad aangemerkt als verzetschrift.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op
11 maart 2005, waar beide partijen – geopposeerde met voorafgaand bericht – niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
De Raad dient in de eerste plaats te beoordelen of opposante ontvankelijk is in haar verzet.
Ingevolge de, op grond van artikel 8:55, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), van overeenkomstige toepassing verklaarde artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van de Awb geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in op de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van toezending aan de belanghebbende is bekendgemaakt.
Een verzetschrift is tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een verzetschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak van de Raad is op 24 augustus 2004 aan partijen verzonden, waardoor de termijn voor het instellen van verzet liep van 25 augustus 2004 tot en met 5 oktober 2004. Het verzetschrift is op 23 november 2004 ter griffie van de Raad ontvangen, waardoor voormelde termijn is overschreden.
Opposante geeft in het verzetschrift geen redenen voor het overschrijden van de verzetstermijn.
De Raad merkt op dat opposante in de uitspraak van de Raad van 20 augustus 2004 duidelijk is gewezen op de verzetstermijn van zes weken. De Raad is niet gebleken van redenen om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
Gezien het vorenstaande dient het verzet met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet, in samenhang met het vijfde lid van artikel 8:55 van de Awb, niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. D.J. van der Vos als voorzitter en mr. G.J.H. Doornewaard en mr. M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Meijer als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 22 april 2005.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) J.E. Meijer.
RG