ECLI:NL:CRVB:2005:AT4584
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- D.J. van der Vos
- G.J.H. Doornewaard
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 april 2005 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een verzet dat door de opposante was ingediend. De opposante had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond, maar dit was niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. De Raad heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van een verzetschrift zes weken bedraagt, welke termijn begint op de dag na de bekendmaking van de uitspraak aan de belanghebbende. In dit geval was de uitspraak op 24 augustus 2004 verzonden, waardoor de termijn voor het indienen van verzet liep van 25 augustus tot en met 5 oktober 2004. Het verzetschrift werd echter pas op 23 november 2004 ontvangen, wat betekent dat de termijn was overschreden.
De opposante heeft in haar verzetschrift geen redenen opgegeven voor de termijnoverschrijding. De Raad heeft opgemerkt dat de opposante in de eerdere uitspraak duidelijk was gewezen op de verzetstermijn van zes weken. Gezien het ontbreken van verschoonbare redenen voor de termijnoverschrijding, heeft de Raad geoordeeld dat het verzet niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, dat betrekking heeft op de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door een collegiaal orgaan, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is openbaar uitgesproken. De Raad heeft in deze uitspraak de procedurele aspecten van het bestuursrecht benadrukt, met name de noodzaak om tijdig verzet in te dienen en de gevolgen van het niet naleven van de gestelde termijnen.