ECLI:NL:CRVB:2005:AT4551
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Premiedifferentiatie en arbeidsongeschiktheid in verband met zwangerschap en bevalling
In deze zaak heeft appellante, voorheen handelende onder de naam [oude naam], hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Breda. De rechtbank had op 21 oktober 2003 het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij het ging om de vaststelling van een gedifferentieerde premie ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) over 2002. De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 april 2005 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de Raad de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigde.
De zaak draait om de vraag of er sprake is van een naar geslacht afwijkend risicoprofiel dat van invloed is op het personeelsbeleid van werkgevers. Appellante betoogde dat de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid van een ex-werkneemster, die was ontstaan door complicaties bij zwangerschap en bevalling, een rol speelde bij de premiedifferentiatie. De Raad oordeelde echter dat de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid geen rol speelt bij de premiedifferentiatie, en dat de wettelijke bepalingen geen direct onderscheid naar geslacht maken.
De Raad verwierp ook het beroep op het verbod tot (indirecte) discriminatie op grond van geslacht, omdat de nationale wetgeving werkgevers verbiedt om onderscheid te maken naar geslacht tijdens sollicitaties en het aangaan en beëindigen van een arbeidsverhouding. Appellante kon haar stelling dat de premiedifferentiatie een drempel opwerpt voor vrouwen op de arbeidsmarkt niet onderbouwen met bewijs.
De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt en zag geen aanleiding om de kosten te compenseren. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal orgaan, met mr. G. van der Wiel als voorzitter en mr. R.C. Stam en mr. drs. C.M. van Wechem als leden, in aanwezigheid van griffier W.J.M. Fleskens.