ECLI:NL:CRVB:2005:AT4330
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- R.C. Stam
- M.C.M. van Laar
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over premiedifferentiatie en WAO-uitkering aan (ex)werknemer
In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Middelburg. De rechtbank had op 2 juni 2003 geoordeeld dat het beroep van appellante ongegrond was, omdat zij geen beroep had ingesteld tegen het besluit van 7 juni 2002 en niet had betwist dat de betrokkene tijdens zijn dienstverband arbeidsongeschikt was geworden. Appellante had in haar beroepschrift van 9 juli 2002 aangegeven dat zij niet tegen het besluit van 7 juni 2002, maar tegen de ingangsdatum van de arbeidsongeschiktheid van de betrokkene wilde procederen. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep faalt. De Raad stelt vast dat de eerdere verklaringen van appellante inconsistent zijn en dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat alleen het besluit van 10 juni 2002 ter beoordeling voorligt.
De Raad overweegt verder dat de ingangsdatum van de WAO-uitkering niet kan worden aangevochten in het kader van het premiegeschil. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat de beoordeling van de WAO-uitkering en de eerste arbeidsongeschiktheidsdag binnen de looptijd van het dienstverband van belang zijn. Aangezien de dienstbetrekking vóór 1 januari 1998 is aangegaan, kan de stelling van appellante dat de betrokkene als arbeidsgehandicapte moet worden aangemerkt niet slagen. De Raad bevestigt de beslissing van de rechtbank en ziet geen aanleiding om de proceskosten te compenseren.