ECLI:NL:CRVB:2005:AT4197
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.M. van der Kade
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en uitkeringsgrondslag onder de AAW
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante, die als zelfstandige een vishandel exploiteerde. Appellante heeft zich in augustus 1996 tot het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) gewend met het verzoek om een uitkering op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW). Ze heeft aangegeven sinds 13 oktober 1995 volledig arbeidsongeschikt te zijn. Het Uwv heeft haar met ingang van 11 oktober 1996 een uitkering toegekend, maar appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde grondslag van haar uitkering. Dit bezwaar werd ongegrond verklaard door het Uwv, en de rechtbank Utrecht heeft deze beslissing in stand gehouden.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 25 februari 2005. Tijdens deze zitting is appellante vertegenwoordigd door haar echtgenoot en haar gemachtigde, terwijl gedaagde werd vertegenwoordigd door een advocaat van het Uwv. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, met bijzondere aandacht voor de arbeidsduur die appellante in het jaar voorafgaand aan haar arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
De Raad heeft vastgesteld dat volgens de AAW de grondslag voor de uitkering wordt vastgesteld op basis van de arbeid die in het jaar voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid is verricht. Appellante heeft herhaaldelijk aangegeven 30 à 31 uren per week te hebben gewerkt, maar in een later schrijven werd gesteld dat zij voltijds werkzaam zou zijn geweest. De Raad heeft deze laatste stelling als onvoldoende geloofwaardig beoordeeld, gezien de eerdere opgaven van appellante. Hierdoor concludeert de Raad dat appellante niet gemiddeld 38 uren per week heeft gewerkt, wat betekent dat haar hoger beroep niet kan slagen.
De Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te vergoeden, en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met M.M. van der Kade als voorzitter en T.L. de Vries en H.J. Simon als leden.