ECLI:NL:CRVB:2005:AT4120
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van nabestaandenuitkering onder de Algemene nabestaandenwet (ANW) en inkomensgrenzen
In deze zaak gaat het om de toekenning van een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW). Appellante heeft op 11 oktober 2002 een verzoek ingediend bij de Sociale verzekeringsbank om in aanmerking te komen voor een nabestaandenuitkering. Op 9 januari 2003 heeft de Sociale verzekeringsbank haar medegedeeld dat zij voldoet aan de voorwaarden voor toekenning, maar dat haar inkomen zodanig is dat de uitkering niet tot uitbetaling kan komen. Dit besluit is na bezwaar gehandhaafd in een bestreden besluit van 17 april 2003.
Appellante heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft op 3 juli 2003 het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 25 februari 2005 behandeld. De Raad oordeelt dat het inkomen van appellante, dat onder andere bestaat uit een WAO-uitkering van € 1.432,79 per maand, zodanig is dat de ANW-uitkering niet tot uitbetaling kan komen. De Raad bevestigt de overwegingen van de voorzieningenrechter en wijst erop dat de overgangsregeling voor familieleden van appellante niet van toepassing is, aangezien de ANW al van toepassing was ten tijde van het overlijden van haar echtgenoot.
De Raad besluit de aangevallen uitspraak te bevestigen en ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betreft de proceskosten.