ECLI:NL:CRVB:2005:AT3945
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- C. van Viegen
- S.W. van Osch-Leysma
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van leenbijstand en het vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, waarin zijn beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden ongegrond werd verklaard. Het geschil betreft de vaststelling van het maandelijks terug te betalen bedrag van verstrekte leenbijstand, die appellant ontving onder de regeling van krediethypotheek. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het College de terugvordering van de leenbijstand correct had vastgesteld, en appellant was het hier niet mee eens. Hij voerde aan dat er mondelinge toezeggingen waren gedaan dat de leenbijstand niet teruggevorderd zou worden.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad concludeerde dat het College het terug te betalen bedrag in overeenstemming met de wet- en regelgeving had vastgesteld. Daarbij werd rekening gehouden met de AOW-uitkering en het pensioen van appellant. De Raad oordeelde dat het beroep van appellant op het vertrouwensbeginsel niet kon slagen, omdat er geen uitdrukkelijke toezegging was gedaan die een beroep op dit beginsel kon rechtvaardigen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de terugvordering van de leenbijstand terecht was.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee leden aanwezig waren. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 12 april 2005.