ECLI:NL:CRVB:2005:AT3864
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- A. van Netten
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ziekengeld wegens geschiktheid voor maatgevende arbeid na auto-ongeval
In deze zaak gaat het om de beëindiging van het recht op ziekengeld van appellant, die na een auto-ongeval op 27 juni 2002 niet meer in staat zou zijn om zijn werk als lasser te verrichten. De Centrale Raad van Beroep heeft op 6 april 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Roermond. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, omdat niet was aangetoond dat hij op medische gronden niet in staat was om zijn werkzaamheden te hervatten. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij de eigen beleving van appellant over zijn gezondheidstoestand niet als doorslaggevend werd beschouwd. De Raad heeft vastgesteld dat er geen nieuwe medische gegevens zijn overgelegd die een ander oordeel rechtvaardigen. De bezwaarverzekeringsarts Heeskens-Reijnen concludeerde dat appellant op 11 december 2002 geschikt was voor zijn maatgevende arbeid, en deze conclusie werd ondersteund door eerdere onderzoeken van verzekeringsarts J. Bosmans. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een deskundige te benoemen, omdat de beschikbare gegevens voldoende informatie boden om tot een verantwoord oordeel te komen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische gegevens in het beoordelen van de geschiktheid voor arbeid na ziekte.