ECLI:NL:CRVB:2005:AT3854
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- A. van Netten
- Rechtspraak.nl
Weigering van Ziektewet-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de weigering van een Ziektewet-uitkering aan appellant, die zich ziek had gemeld wegens rugklachten na zijn dienstverband bij Philips Domestic Appliances and Personal Care BV. Appellant had zich per 1 december 2001 ziek gemeld en na een onderzoek door een verzekeringsarts op 22 mei 2002 werd hij hersteld verklaard voor zijn werk. Op 24 mei 2002 werd aan appellant medegedeeld dat hij geen recht meer had op een Ziektewet-uitkering, omdat hij niet meer ongeschikt werd geacht tot het verrichten van zijn arbeid. Appellant ging in beroep tegen dit besluit, maar de rechtbank Leeuwarden verklaarde het beroep ongegrond op 15 juli 2003. Hierna ging appellant in hoger beroep, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. R. Raap.
Tijdens de zitting op 23 februari 2005 was appellant niet aanwezig, maar gedaagde werd vertegenwoordigd door drs. G.A. Tellinga. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts, die geen duidelijke afwijkingen had vastgesteld, correct was. De Raad vond ook geen reden om af te wijken van de conclusies van de orthopedisch chirurg C.L. de Ridder, die in een verklaring had aangegeven dat er sprake was van een mediale hernia zonder uitstralingsklachten.
De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak bevestigd moest worden en dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenveroordeling werd uitgesproken. De uitspraak werd gedaan door mr. Ch. van Voorst, in tegenwoordigheid van mr. A. van Netten als griffier, op 6 april 2005.