ECLI:NL:CRVB:2005:AT3834

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/3305 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en belanghebbendheid van de werkgever

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 6 april 2005, staat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een werkneemster centraal. De werkgeefster, appellante, was in hoger beroep gekomen tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (gedaagde) dat weigerde ziekengeld te verstrekken aan de werkneemster met ingang van 29 september 2001. De rechtbank 's-Hertogenbosch had eerder het beroep van appellante tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij niet als belanghebbende werd aangemerkt. De Centrale Raad bevestigt deze uitspraak en oordeelt dat de werkgeefster niet als belanghebbende kan worden beschouwd in het kader van de Ziektewet, met name vanwege de privacybescherming van de werknemer. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken en stelt vast dat de strekking van artikel 2a van de Ziektewet is om de privacy van de werknemer te waarborgen bij besluiten die de beoordeling van arbeidsongeschiktheid betreffen. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellante niet-ontvankelijk is in haar beroep, en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden toegewezen.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/3305 ZW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [vestigingsplaats], appellante,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij brief van 18 februari 2002 is appellante vanwege gedaagde in kennis gesteld van een ten aanzien van haar genomen besluit (hierna: het bestreden besluit) ter uitvoering van de Ziektewet (ZW).
De rechtbank ’s-Hertogenbosch heeft bij uitspraak van 15 mei 2003 (AWB 02/583) het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard verklaard.
Namens appellante is de Stichting Rechtsbijstand te Roermond op bij beroepschrift aangevoerde gronden van die uitspraak in hoger beroep gekomen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad van 23 februari 2005, waar partijen niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
Bij besluit van 19 oktober 2001 heeft gedaagde geweigerd aan [werkneemster], werkneemster van appellante, ziekengeld te verstrekken met ingang van 29 september 2001, omdat de werkneemster met ingang van die datum niet tengevolge van haar bevalling of zwangerschap ongeschikt wordt geacht tot het verrichten van haar arbeid. Appellante heeft tegen het besluit van 19 oktober 2001 bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft gedaagde het bezwaar van appellante ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellante naar het oordeel van de rechtbank niet als belanghebbende kan worden aangemerkt.
De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en verwijst daartoe naar zijn uitspraak van 1 oktober 2003, gepubliceerd in USZ 2003/321.
Aan deze uitspraak ontleent de Raad het navolgende.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Bij uitspraken van 24 september 2002 (JB 2002, 342) heeft de Raad geconcludeerd dat de werkgever ten aanzien van een besluit omtrent aanspraken van een werknemer op ziekengeld, als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, moet worden beschouwd. Deze conclusie geldt niet, indien de uitzondering van artikel 2a van de Ziektewet van toepassing is. Het met ingang van 1 maart 2003 vervallen artikel 2a van de Ziektewet luidde als volgt: Bij een besluit ingevolge deze wet dat betrekking heeft op het al dan niet bestaan of voortbestaan van de ongeschiktheid tot werken is belanghebbende degene op wiens aanspraken het besluit betrekking heeft.
Uit de ontstaansgeschiedenis blijkt dat artikel 2a van de Ziektewet de strekking had de privacy te beschermen van de werknemer bij besluiten waaraan de beoordeling van diens arbeidsongeschiktheid ten grondslag lag. Deze strekking brengt mee dat het artikel – anders dan wel gesteld is – niet alleen betrekking had op besluiten waarbij in geschil is of al dan niet sprake is van arbeidsongeschiktheid, maar eveneens op besluiten waarbij aard en oorzaak van de arbeidsongeschiktheid aan de orde zijn.
De Raad stelt verder vast dat aan het bestreden besluit een beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van de werkneemster [werkneemster] ten grondslag ligt. Destijds was artikel 2a van de Ziektewet nog van toepassing, zodat appellant niet als belanghebbende kon worden aangemerkt. De rechtbank heeft daarom appellante terecht niet-ontvankelijk verklaard in het beroep.
Uit het vorenstaande volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. Ch. van Voorst in tegenwoordigheid van mr. A. van Netten als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 april 2005.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) A. van Netten.