ECLI:NL:CRVB:2005:AT3829
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Looncontrole bij exploitant van een shoarmazaak en de gevolgen van onjuiste informatie van de accountant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over een looncontrole bij een shoarmazaak. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Almelo, die het beroep van de gedaagde gegrond had verklaard. De looncontrole, uitgevoerd in februari 2002, had betrekking op de jaren 1997 tot en met 2000 en toonde aan dat een aantal werknemers een loon ontving dat lager was dan het geldende minimum CAO-loon. De accountant van de gedaagde had onjuiste informatie verschaft, wat leidde tot een correctie van de loonsom en een nagevorderde premie, verhoogd met een boete.
De Centrale Raad overwoog dat de gedaagde niet haar recht had verspeeld om eventuele vergissingen van haar accountant te laten corrigeren, ondanks dat zij toestemming had gegeven voor de looncontrole zonder aanwezigheid van een firmant. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid was voorbereid en niet deugdelijk was gemotiveerd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het UWV een recht van € 414,-- moest heffen.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het uitvoeren van looncontroles en de verantwoordelijkheid van werkgevers om een deugdelijke administratie bij te houden. De Raad concludeerde dat de bewijslast voor het aannemelijk maken van de onjuistheid van de inschaling bij de gedaagde ligt, en dat de verklaringen van werknemers die tijdens de beroepsprocedure zijn overgelegd, niet betrouwbaar zijn vanwege het gebrek aan een deugdelijke administratie.