ECLI:NL:CRVB:2005:AT3549
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake proceskostenvergoeding voor rechtsbijstand door sociaal raadslid
In deze zaak heeft het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar, waarin het college werd veroordeeld tot betaling van proceskosten aan gedaagde. Gedaagde had zich laten bijstaan door P.J.H. van den Heuvel, een sociaal raadslid van de Regionale Instelling Maatschappelijke Dienstverlening (RIMA). Het college betoogde dat gedaagde geen kosten verschuldigd was voor de rechtsbijstand, omdat cliënten van de RIMA geen kosten hoeven te betalen voor de dienstverlening van de raadslieden. Dit zou volgens het college betekenen dat er geen proceskostenvergoeding aan gedaagde verschuldigd zou zijn.
De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat er geen geschil bestond over het feit dat gedaagde voor de verleende rechtsbijstand geen kosten verschuldigd was. De Raad heeft artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in overweging genomen, waarin staat dat een partij kan worden veroordeeld in de kosten die een andere partij redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep. De Raad heeft geconcludeerd dat, omdat gedaagde geen kosten had gemaakt voor de rechtsbijstand, er geen grond was voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van het college gegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien om gedaagde te veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak werd gedaan door mr. G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van griffier L. Jörg, op 22 maart 2005.