ECLI:NL:CRVB:2005:AT3549

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/5736 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenvergoeding voor rechtsbijstand door sociaal raadslid

In deze zaak heeft het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar, waarin het college werd veroordeeld tot betaling van proceskosten aan gedaagde. Gedaagde had zich laten bijstaan door P.J.H. van den Heuvel, een sociaal raadslid van de Regionale Instelling Maatschappelijke Dienstverlening (RIMA). Het college betoogde dat gedaagde geen kosten verschuldigd was voor de rechtsbijstand, omdat cliënten van de RIMA geen kosten hoeven te betalen voor de dienstverlening van de raadslieden. Dit zou volgens het college betekenen dat er geen proceskostenvergoeding aan gedaagde verschuldigd zou zijn.

De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat er geen geschil bestond over het feit dat gedaagde voor de verleende rechtsbijstand geen kosten verschuldigd was. De Raad heeft artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in overweging genomen, waarin staat dat een partij kan worden veroordeeld in de kosten die een andere partij redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep. De Raad heeft geconcludeerd dat, omdat gedaagde geen kosten had gemaakt voor de rechtsbijstand, er geen grond was voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten.

Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van het college gegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien om gedaagde te veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak werd gedaan door mr. G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van griffier L. Jörg, op 22 maart 2005.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/5736 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar, appellant,
en
[gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 27 oktober 2003, reg. nr. NABW 02/1345.
Namens gedaagde heeft P.J.H. van den Heuvel een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
II. MOTIVERING
Appellant is in hoger beroep gekomen van de aangevallen uitspraak, voorzover hij daarbij veroordeeld is de proceskosten van gedaagde, bestaande uit kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, te voldoen.
Appellant heeft aangevoerd dat gedaagde zich in beroep heeft laten bijstaan door P.J.H. van den Heuvel, werkzaam als sociaal raadslid bij de Regionale Instelling Maatschappelijke Dienstverlening (RIMA). Tot de functie van mevrouw Van den Heuvel behoort het verlenen van rechtsbijstand. Gedaagde is hiervoor geen kosten verschuldigd, zodat om deze reden geen sprake kan zijn van een veroordeling in de proceskosten wegens verleende rechtsbijstand.
Namens gedaagde heeft mevrouw Van den Heuvel verweer gevoerd. Zij heeft bevestigd dat cliënten van de RIMA voor de dienstverlening door de raadslieden geen kosten verschuldigd zijn. Dat neemt niet weg dat door de RIMA kosten zijn gemaakt, aangezien sociaal raadslieden bij de RIMA in loondienst zijn.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), voorzover van belang, bepaalt dat de rechtbank bevoegd is een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken.
Ingevolge vaste rechtspraak van de Raad, waarvan onder meer blijkt uit de uitspraak van 26 mei 1998, gepubliceerd in JABW 1998/129, is geen sprake van op grond van artikel 8:75 van de Awb voor vergoeding in aanmerking komende kosten, indien een betrokkene voor de dienstverlening van zijn gemachtigde geen kosten verschuldigd is.
Tussen partijen is niet in geschil - en ook voor de Raad staat vast - dat gedaagde voor de in beroep verleende rechtsbijstand door mevrouw Van den Heuvel geen kosten verschuldigd is. Dit betekent dat geen sprake kan zijn van een veroordeling tot vergoeding van proceskosten wegens in beroep verleende rechtsbijstand. De omstandigheid dat mevrouw Van de Heuvel bij de RIMA in loondienst is maakt dit niet anders.
Uit het voorgaande vloeit voort dat het hoger beroep slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voorzover aangevochten, dient te worden vernietigd.
De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak, voorzover aangevochten.
Aldus gewezen door mr. G.A.J van den Hurk, in tegenwoordigheid van L. Jörg als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2005.
(get.) G.A.J van den Hurk.
(get.) L. Jörg.