ECLI:NL:CRVB:2005:AT3526
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- C.W.J. Schoor
- F.J.L. Pennings
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft opposante, vertegenwoordigd door mr. H.G.M. Hilkens, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht van 15 april 2004. De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 september 2004 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Hierop heeft mr. Hilkens verzet aangetekend. De zitting vond plaats op 15 februari 2005, waarbij opposante werd vertegenwoordigd door mr. C.E.M. Bocken, terwijl de geopposeerde, de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, niet aanwezig was.
De Raad diende te beoordelen of de eerdere uitspraak van 17 september 2004 terecht was, waarin het hoger beroep als kennelijk niet-ontvankelijk werd beschouwd. De Raad concludeerde dat de argumenten in het verzetschrift en tijdens de zitting niet tot een ander oordeel leidden. De Raad benadrukte dat volgens de Algemene Termijnenwet een termijn die op een zaterdag, zondag of feestdag eindigt, wordt verlengd tot de eerstvolgende werkdag. De termijn van twee weken, zoals gesteld in de brief van 9 juli 2004, eindigde op 23 juli 2004.
De gemachtigde van opposante had de mogelijkheid om het verzuim binnen de gestelde termijn te herstellen. De Raad stelde vast dat er geen redenen waren om af te wijken van de bevoegdheid om het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Het verzet werd ongegrond verklaard, en de eerdere uitspraak bleef in stand. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.