ECLI:NL:CRVB:2005:AT3335
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Beuker-Tilstra
- K. Zeilemaker
- R. Kooper
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van wachtgeld wegens onjuiste verrekening van inkomsten
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin zijn beroep tegen een terugvordering van wachtgeld ongegrond werd verklaard. De terugvordering was gebaseerd op een besluit van de Raad van Bestuur, die een bedrag van f. 5.164,70 terugvorderde wegens niet correcte verrekening van neveninkomsten en een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet over de periode van januari tot en met december 1995. De Raad van Bestuur had eerder een deel van de terugvordering gegrond verklaard, maar het bestreden besluit handhaafde de terugvordering over de maanden januari tot en met augustus 1995 ten bedrage van f. 4.286,58.
De Centrale Raad van Beroep heeft het geding behandeld zonder dat partijen verschenen waren. Na heropening van het onderzoek heeft de Raad schriftelijke vragen gesteld aan gedaagde, die hierop heeft geantwoord. De Raad oordeelde dat de terugvordering onbevoegd was genomen, omdat de Raad van Bestuur niet bevoegd was om het terugvorderingsbesluit te nemen. De Raad heeft vastgesteld dat de terugvordering betrekking had op een periode waarin de uitvoering van het BWOO aan gedaagde was opgedragen, waardoor gedaagde bevoegd was om onverschuldigd betaalde bedragen terug te vorderen.
De Raad heeft geconcludeerd dat de terugvordering inhoudelijk houdbaar was en dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand konden blijven. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, het beroep van appellant werd gegrond verklaard, en het bestreden besluit van 9 april 1998 werd vernietigd, met de bepaling dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven. Tevens werd bepaald dat de Staat der Nederlanden het griffierecht aan appellant vergoedt.