ECLI:NL:CRVB:2005:AT3143
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- A. Kovács
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vaststelling WAO-dagloon en verdiscontering van overwerk- en toeslaguren
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 28 oktober 2003, waarin de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Appellant, die in het refertejaar november 1999 tot en met oktober 2000 overwerk- en toeslaguren heeft opgebouwd, is van mening dat deze uren niet correct zijn verdisconteerd in zijn WAO-dagloon, dat per 13 november 2001 is vastgesteld. Hij stelt dat de keuze om deze uren uit te laten betalen in extra vakantie-uren niet kan leiden tot een in geld waardeerbare daglooncomponent. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 23 februari 2005, waarbij appellant in persoon verscheen en gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, zich niet vertegenwoordigde.
De Raad overweegt dat de keuze van appellant om overwerk- en toeslaguren in tijd uit te laten betalen voor zijn eigen rekening en verantwoording is en dat deze uren niet kunnen worden meegenomen in de dagloonberekening. De Raad concludeert dat er geen gerede grondslagen zijn om af te wijken van de geldende regelgeving omtrent de dagloonvaststelling. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de door appellant aangedragen argumenten en bewijsstukken onvoldoende zijn om de verdiscontering van de overwerk- en toeslaguren te rechtvaardigen. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan door mr. B.J. van der Net, in tegenwoordigheid van mr. A. Kovács als griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 maart 2005. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij het beroep van appellant ongegrond is verklaard.