ECLI:NL:CRVB:2005:AT3082
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake correctie- en boetenota's door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem. De rechtbank had eerder de bezwaren van gedaagden, twee bedrijven, tegen correctie- en boetenota's over de jaren 1996 tot en met 1999 deels gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat gedaagde 1 niet had gehandeld met opzet of grove schuld met betrekking tot de boetenota's over de jaren 1996 tot en met 1998, terwijl gedaagde 2 niet in de gelegenheid was gesteld om de kostenvergoedingen te onderbouwen. De Raad heeft de zaak behandeld op 14 januari 2005, waarbij de vertegenwoordigers van beide partijen aanwezig waren.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd, voor zover deze was aangevochten. De Raad oordeelde dat gedaagden niet hadden voldaan aan hun verplichting om een juiste loonopgave te doen, zoals vereist door de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV). De Raad concludeerde dat er sprake was van opzet of grove schuld aan de zijde van gedaagden, omdat zij nagelaten hadden om te toetsen of de verstrekte onkostenvergoedingen reëel waren en daadwerkelijk dienden ter bestrijding van kosten die verband hielden met de dienstbetrekking. De Raad oordeelde dat gedaagden zich ervan bewust hadden moeten zijn dat de vergoedingen ten dele bovenmatig waren, en dat het Uwv terecht de correctie- en boetenota's had opgelegd.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en de Raad verklaarde het beroep van gedaagde 1 ongegrond met betrekking tot de boetenota's over de jaren 1996 tot en met 1998, en het beroep van gedaagde 2 ongegrond met betrekking tot de boetenota's over de jaren 1996 tot en met 1999. De Raad achtte geen termen aanwezig om de proceskosten te vergoeden.