ECLI:NL:CRVB:2005:AT2600
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Ch. J.G. Olde Kalter
- M.C. Bruning
- Rechtspraak.nl
Weigering van ziekengeld op basis van loondoorbetalingsverplichting bij doorlopende arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de weigering van ziekengeld aan gedaagde door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op basis van de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever. Gedaagde, werkzaam als ziekenverzorgende, werd op 1 november 1999 volledig arbeidsongeschikt en ontving gedurende 52 weken loon van haar werkgever, Orbis medisch en zorgconcern. Na een gedeeltelijke hervatting van haar arbeid op 13 november 2000, werd gedaagde opnieuw volledig arbeidsongeschikt op 24 september 2001. Het Uwv weigerde ziekengeld op grond van artikel 29 van de Ziektewet, omdat de werkgever op dat moment nog verplicht was om loon door te betalen.
De rechtbank Maastricht oordeelde dat de weigering van het Uwv onterecht was, omdat er geen nieuwe loondoorbetalingsverplichting was ontstaan na de eerdere periode van arbeidsongeschiktheid. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat gedaagde recht had op ziekengeld, aangezien de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever niet opnieuw was ingegaan. De Raad benadrukte dat de werkgever zijn verplichtingen had nagekomen en dat er geen recht op ziekengeld bestond zolang de loondoorbetalingsverplichting van kracht was.
De Raad oordeelde verder dat het Uwv in de proceskosten van gedaagde moest worden veroordeeld, en stelde deze kosten vast op € 713,-. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor zorgvuldige beoordeling van de loondoorbetalingsverplichtingen in relatie tot de uitkering van ziekengeld, vooral in gevallen van doorlopende arbeidsongeschiktheid.