ECLI:NL:CRVB:2005:AT2054
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- M.M. van der Kade
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag weduwenpensioen op basis van internationale sociale zekerheidsverdragen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 maart 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van appellante, wonende in Turkije, voor een weduwenpensioen op basis van de Algemene Weduwen en Wezenwet (AWW). Appellante had een aanvraag ingediend na het overlijden van haar echtgenoot op 28 maart 1990, die in Nederland had gewoond en gewerkt van 1969 tot en met 1972. De Raad overweegt dat de Algemene nabestaandenwet (Anw) van toepassing is, maar dat de AWW en de daarop rustende bepalingen van toepassing blijven voor tijdvakken vóór 1 juli 1996. De Raad concludeert dat appellantes echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de AWW en dat er geen recht bestaat op een (pro-rata) weduwenpensioen op basis van het verdrag inzake sociale zekerheid tussen Turkije en Nederland.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep tegen het bestreden besluit van de Sociale verzekeringsbank ongegrond had verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat appellante geen aanspraak kon maken op een weduwenpensioen, omdat niet was gebleken dat haar echtgenoot in Nederland verzekerd was. De Raad stelt vast dat appellante haar stelling dat haar echtgenoot in Nederland had gewerkt niet met bewijsstukken heeft onderbouwd. Hierdoor kan er geen bepaling van internationaal recht worden aangewezen die aanspraak op een Nederlands weduwenpensioen rechtvaardigt. De Raad wijst het hoger beroep af en bevestigt de eerdere uitspraak.