ECLI:NL:CRVB:2005:AT1783
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- M.M. van der Kade
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Afwijzing WAO-uitkering wegens onrechtmatig verblijf in Nederland
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een WAO-uitkering aan appellant, die niet rechtmatig in Nederland verbleef. Appellant, die tot 15 mei 1998 werkzaam was, meldde zich ziek op 17 september 1998 en diende op 7 mei 1999 een aanvraag voor een WAO-uitkering in. Deze aanvraag werd afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op basis van het feit dat appellant niet rechtmatig in Nederland verbleef en niet in een met rechtmatig verblijf gelijk te stellen positie verkeerde. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep tegen deze afwijzing ongegrond.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 21 januari 2005 behandeld. De Raad oordeelde dat de Koppelingswet, die vreemdelingen zonder geldige verblijfsvergunning uitsluit van de WAO, niet in strijd is met internationaal recht. Echter, de Raad stelde vast dat appellant op het moment van zijn arbeidsongeschiktheid op 17 september 1998 verzekerd was voor de WAO, omdat hij vóór de inwerkingtreding van de Koppelingswet verzekerd was op basis van zijn WW-uitkering. De Raad oordeelde dat het Uwv ten onrechte de verzekeringspositie van appellant op 17 september 1999 had beoordeeld, in plaats van op de datum van intreden van de arbeidsongeschiktheid.
De Raad vernietigde het bestreden besluit en de aangevallen uitspraak, en droeg het Uwv op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.932,- bedragen, en moest het Uwv het betaalde recht van € 109,23 aan appellant vergoeden.