ECLI:NL:CRVB:2005:AT0300
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vaststelling gedifferentieerde WAO-premie door Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
In deze zaak heeft de Stichting Werkgelegenheidsinitiatieven “De Graafschap” hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zutphen van 13 augustus 2003. De rechtbank had eerder het bezwaarschrift van appellante tegen de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (gedaagde) ongegrond verklaard. Deze besluiten betroffen de vaststelling van de gedifferentieerde WAO-premie voor de jaren 2000, 2001 en 2002. De premies waren vastgesteld op respectievelijk 4,54%, 6,36% en 6,06%.
Tijdens de zitting op 3 februari 2005 was appellante niet aanwezig, maar gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. W. Zwanink. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak op 10 februari 2005 geoordeeld dat de rechtbank alle door appellante aangevoerde gronden voldoende had gemotiveerd verworpen. De Raad bevestigde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat gedaagde geen discretionaire bevoegdheid had bij de vaststelling van de premies en dat het niet de taak van de rechter is om de billijkheid van wettelijke bepalingen te beoordelen.
De Raad onderschreef ook de afwijzing van het beroep op het vertrouwensbeginsel door de rechtbank. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien om artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht toe te passen, wat betekent dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond. De uitspraak werd gedaan door mr. R.C. Stam, in tegenwoordigheid van griffier R.E. Lysen.