ECLI:NL:CRVB:2005:AT0050
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.C.F. Talman
- G.L.M.J. Stevens
- K. Zeilemaker
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van voorzieningen op grond van de Wet uitkering vervolgingsslachtoffers
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 maart 2005 uitspraak gedaan over de afwijzing van voorzieningen op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945. Eiser, geboren in 1928 en als vervolgde erkend, had verzocht om voorzieningen in verband met rug- en knieklachten die hij toeschrijft aan zijn verblijf in een concentratiekamp. De verweerster, de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, had eerder besluiten genomen om deze verzoeken af te wijzen, met de motivatie dat de klachten niet door de vervolging waren ontstaan, maar door andere oorzaken.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze besluiten en is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn psychiater, prof. dr. J.P. Teuns. De verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T.R.A. Dircke. De Raad heeft de argumenten van eiser en de medische adviezen van de verweerster gewogen. Eiser stelde dat zijn klachten verband houden met de omstandigheden van zijn vervolging, maar de Raad concludeerde dat er geen bewijs was voor een causaal verband tussen de klachten en de oorlogsomstandigheden. De Raad oordeelde dat de klachten constitutioneel van aard zijn of het gevolg van ouderdom en slijtage.
De Raad heeft vastgesteld dat de verweerster voldoende gemotiveerd heeft aangegeven dat er geen relatie bestaat tussen de klachten van eiser en zijn verleden als vervolgde. De Raad heeft de beroepen van eiser ongegrond verklaard, waarmee de afwijzing van de voorzieningen door de verweerster in stand is gebleven. De uitspraak benadrukt het belang van medische onderbouwing en de noodzaak om een direct causaal verband aan te tonen tussen de klachten en de vervolging.