ECLI:NL:CRVB:2005:AS9655
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstandsuitkering en terugvordering van ontvangen inkomsten uit werkzaamheden
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. J.J. Achterveld, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. De rechtbank had op 11 juni 2003 het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij het ging om de herziening van haar bijstandsuitkering ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw) en de terugvordering van bijstandsbetalingen. De Centrale Raad van Beroep behandelt de zaak naar aanleiding van een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden, dat op 27 november 2001 het recht op bijstand van appellante over de periode van 6 april 2001 tot 1 september 2001 had herzien. Dit leidde tot een terugvordering van € 2.249,14, omdat de bijstandsverlening niet was afgestemd op de door appellante ontvangen inkomsten uit werkzaamheden.
De Raad overweegt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen dringende redenen waren voor een verdere matiging van het terugvorderingsbedrag. Appellante had in hoger beroep aangevoerd dat de herziening van het recht op bijstand geheel of gedeeltelijk achterwege had moeten blijven, maar de Raad concludeert dat de rechtbank het beroep terecht heeft beperkt tot de matiging van de terugvordering. De Raad wijst erop dat appellante in haar beroepschrift had aangegeven dat zij de matiging te beperkt vond, maar dat dit niet leidt tot een vernietiging van de eerdere uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan in een openbare zitting op 1 maart 2005, waarbij mr. A.B.J. van der Ham de uitspraak heeft gedaan, met mr. M.C.M. Hamer als griffier.