ECLI:NL:CRVB:2005:AS8882
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- M.C.M. van Laar
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens gebrek aan belang
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 februari 2005 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een geschil over de vaststelling van de gedifferentieerde premie ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) over het jaar 2000. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van gedaagde, dat het bezwaar ongegrond verklaarde. De rechtbank Maastricht had eerder op 19 juni 2002 uitspraak gedaan in deze kwestie, waarbij appellante de mogelijkheid kreeg om de juistheid van eerdere WAO-besluiten aan te vechten. Echter, gedaagde weigerde om medische dossiers over te leggen, wat de rechtbank ertoe bracht het bestreden besluit te vernietigen en gedaagde op te dragen een nieuw besluit te nemen.
In het aanvullend hoger beroepschrift stelde appellante dat zij het eens was met de uitspraak van de rechtbank, maar niet met het standpunt van gedaagde. Tijdens de zitting op 20 januari 2005 zijn partijen niet verschenen. De Raad oordeelde dat appellante geen belang meer had bij het hoger beroep, aangezien zij geen inhoudelijke gronden had aangevoerd tegen de uitspraak van de rechtbank en bovendien aangaf het eens te zijn met die uitspraak. Daarom werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat betrekking heeft op proceskosten.