ECLI:NL:CRVB:2005:AS8315
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- A. van Netten
- Rechtspraak.nl
Weigering WAZ-uitkering op basis van medische en arbeidskundige aspecten
In deze zaak gaat het om de weigering van een WAZ-uitkering aan appellant, die minder dan 25% arbeidsongeschikt werd geacht. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank, die op 20 december 2002 had geoordeeld dat de medische gegevens geen aanleiding gaven om de bevindingen van de verzekeringsartsen in twijfel te trekken. Appellant had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 8 november 2001, waarin zijn aanvraag voor een uitkering werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat appellant op de datum in geding, 30 april 2000, niet volledig arbeidsongeschikt was, ondanks zijn lichamelijke klachten. De Raad overweegt dat er voldoende functies zijn die appellant kan vervullen, ook al zijn er twijfels over de functie van monteur/assembleerder vanwege wisselende diensten.
De Raad stelt vast dat de arbeidskundige aspecten van de zaak goed zijn onderbouwd. De functies die in het rapport van arbeidsdeskundige W. Wolfs zijn geselecteerd, blijven overeind, zelfs als enkele functies vervallen. De Raad concludeert dat appellant terecht als minder dan 25% arbeidsongeschikt wordt beschouwd. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden toegewezen.
De zaak is behandeld op 5 januari 2005, waarbij appellant in persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat. De Raad heeft de feiten die in de eerdere uitspraak zijn vermeld als uitgangspunt genomen. Appellant had eerder een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de WAZ, maar zijn verzoek werd afgewezen op basis van de medische en arbeidskundige beoordeling. De Raad concludeert dat de medische informatie van neurologe prof. dr. M. de Visser niet voldoende is om de eerdere beoordelingen te weerleggen, en dat de psychische problemen van appellant na het overlijden van zijn zoon een belangrijke rol hebben gespeeld in zijn arbeidsongeschiktheid.