ECLI:NL:CRVB:2005:AS8266
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- P. Boer
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid
In deze zaak gaat het om de vraag of de uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) terecht blijvend geheel is geweigerd aan appellant, die verwijtbaar werkloos zou zijn geworden. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem, die op 21 augustus 2002 een eerder besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft bekrachtigd. Dit besluit, dat dateert van 9 oktober 2001, houdt in dat appellant geen recht heeft op een WW-uitkering omdat hij verwijtbaar werkloos is geworden.
De Raad stelt vast dat appellant in 1999 een Melkert-baan heeft geaccepteerd bij de voetbalvereniging SV Zandvoort en dat hij per 1 november 2000 een vast dienstverband aangeboden kreeg. Appellant heeft dit aanbod echter afgewezen, omdat hij eerder een loonsverhoging van 50% over vijf jaar in het vooruitzicht was gesteld. De rechtbank oordeelt dat appellant door zijn afwijzing van het aanbod van een vast dienstverband en het risico van werkloosheid, verwijtbaar werkloos is geworden. De Raad onderschrijft dit oordeel en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De Centrale Raad van Beroep concludeert dat de argumenten van appellant in hoger beroep een herhaling zijn van wat eerder in de procedure is aangevoerd en dat deze door de rechtbank op goede gronden zijn weerlegd. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak, waarmee de weigering van de WW-uitkering aan appellant wordt gehandhaafd. De uitspraak is gedaan op 9 februari 2005, waarbij de Raad zich baseert op de relevante bepalingen van de Werkloosheidswet zoals die golden ten tijde van het geschil.