ECLI:NL:CRVB:2005:AS8266

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/4797 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid

In deze zaak gaat het om de vraag of de uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) terecht blijvend geheel is geweigerd aan appellant, die verwijtbaar werkloos zou zijn geworden. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem, die op 21 augustus 2002 een eerder besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft bekrachtigd. Dit besluit, dat dateert van 9 oktober 2001, houdt in dat appellant geen recht heeft op een WW-uitkering omdat hij verwijtbaar werkloos is geworden.

De Raad stelt vast dat appellant in 1999 een Melkert-baan heeft geaccepteerd bij de voetbalvereniging SV Zandvoort en dat hij per 1 november 2000 een vast dienstverband aangeboden kreeg. Appellant heeft dit aanbod echter afgewezen, omdat hij eerder een loonsverhoging van 50% over vijf jaar in het vooruitzicht was gesteld. De rechtbank oordeelt dat appellant door zijn afwijzing van het aanbod van een vast dienstverband en het risico van werkloosheid, verwijtbaar werkloos is geworden. De Raad onderschrijft dit oordeel en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De Centrale Raad van Beroep concludeert dat de argumenten van appellant in hoger beroep een herhaling zijn van wat eerder in de procedure is aangevoerd en dat deze door de rechtbank op goede gronden zijn weerlegd. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak, waarmee de weigering van de WW-uitkering aan appellant wordt gehandhaafd. De uitspraak is gedaan op 9 februari 2005, waarbij de Raad zich baseert op de relevante bepalingen van de Werkloosheidswet zoals die golden ten tijde van het geschil.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
02/4797 WW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoerings-organisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Appellant is op bij aanvullend beroepschrift aangegeven gronden in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank Haarlem op 21 augustus 2002 onder nummer Awb 02/81 tussen partijen gewezen uitspraak, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 29 december 2004, waar appellant niet is verschenen en waar gedaagde zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. M.J.M. Oltmans, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
De Raad stelt voorop dat het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden ten tijde als hier van belang.
Aan de gedingstukken ontleent de Raad het volgende.
Appellant is door de gemeente Zandvoort (hierna: de gemeente) een zogenoemde Melkert-baan aangeboden bij de voetbalvereniging SV Zandvoort (hierna: werkgever). Deze baan heeft appellant geaccepteerd. Per 1 november 1999 is hij in dienst getreden op basis van een jaarcontract. Per 1 november 2000 is appellant een vast dienstverband aangeboden. De gemeente heeft hierbij aangeboden de eerste 3 jaar 30% loonsverhoging voor haar rekening te nemen. Appellant zou hierdoor maximaal 30% loonsverhoging krijgen over een termijn van 3 jaar. Appellant kon zich echter niet vinden in dit aanbod en heeft het aanbod van een vast dienstverband niet geaccepteerd stellende dat hem eerder een totale loonsverhoging van 50% over 5 jaar in het vooruitzicht was gesteld en dat zijdens de werkgever te kennen zou zijn gegeven dat voor de resterende 20% onvoldoende middelen beschikbaar waren. Op 7 november 2000 heeft appellant per
1 november 2000 een WW-uitkering aangevraagd.
Bij besluit van 9 oktober 2001 heeft gedaagde aan appellant meegedeeld dat een uitkering ingevolge de WW blijvend geheel wordt geweigerd omdat hij verwijtbaar werkloos is geworden.
Bij het thans bestreden besluit van 21 december 2001 heeft gedaagde het besluit van
9 oktober 2001 gehandhaafd.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard en heeft daarbij het volgende overwogen, waarbij voor eiser appellant gelezen dient te worden en voor verweerder gedaagde:
“De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiser verwijtbaar werkloos is doordat hij door eigen toedoen geen passende arbeid heeft behouden. Gedurende de eerste drie jaar zou eiser de afgesproken loonverhoging van 10% ieder jaar hebben gekregen en zou hij in die periode hebben kunnen omzien naar ander werk. De rechtbank is van oordeel dat eiser door niet in te stemmen met een verlenging van het arbeidscontract per 1 november 2000 en staande voor het risico van werkloosheid verwijtbaar werkloos is. Hierbij acht de rechtbank nog van belang dat de door de heer Van der Zande gedane toezegging door eiser niet aannemelijk is gemaakt, dat eiser voorafgaand aan zijn dienstbetrekking bij S.V. Zandvoort reeds langdurig werkloos was (…).”
De Raad onderschrijft dit oordeel van de rechtbank en maakt de overwegingen die haar tot dat oordeel hebben geleid tot de zijne.
Hetgeen in hoger beroep door appellant is aangevoerd bevat een herhaling van hetgeen in eerste aanleg is betoogd. Nu dit door de rechtbank, als gezegd, op goede gronden is weerlegd, behoeft dit derhalve geen verdere bespreking.
Uit het vorenstaande volgt dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. H.G. Rottier in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2005.
(get.) H.G. Rottier.
(get.) P. Boer.
RW
2701