ECLI:NL:CRVB:2005:AS7280
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- R.H.M. Roelofs
- J.J.A. Kooijman
- Rechtspraak.nl
Bijzondere bijstand voor kostenposten in het kader van de Algemene bijstandswet
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Breda, waarin zijn aanvraag voor bijzondere bijstand voor vijf kostenposten werd afgewezen. De kostenposten betroffen onder andere kosten voor een verzoek om voorlopige voorziening, reiskosten naar Breda, en kosten voor een werkster en tandarts. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 18 januari 2005, waarbij appellant in persoon aanwezig was, terwijl de gedaagde partij, het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, zich niet liet vertegenwoordigen.
De Raad heeft vastgesteld dat gedaagde bij besluit van 21 maart 2001 de aanvraag voor de kostenposten 1 en 3 buiten behandeling heeft gelaten op basis van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Voor de kostenposten 2 en 4 zijn deze afgewezen omdat zij niet als noodzakelijke kosten van het bestaan werden beschouwd volgens artikel 39, eerste lid, van de Algemene bijstandswet. Voor kostenpost 5 is er in beginsel bijzondere bijstand toegekend, maar alleen na overlegging van een betalingsbewijs en een bewijs van vergoeding door het ziekenfonds.
De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 7 juni 2001 ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep ging. Hij voerde aan dat gedaagde hem niet schriftelijk om inlichtingen had gevraagd en dat niet alle bezwaarpunten door de rechtbank waren behandeld. De Raad heeft de argumenten van appellant beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de rechtbank en gedaagde correct hebben gehandeld. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat de noodzaak van de voorwaarden voor de uitbetaling van bijzondere bijstand voldoende was aangetoond.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak bevestigd, waarmee het hoger beroep van appellant werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. Th.C. van Sloten als voorzitter, met mr. R.H.M. Roelofs en mr. J.J.A. Kooijman als leden, en werd openbaar uitgesproken op 22 februari 2005.