ECLI:NL:CRVB:2005:AS7196

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/3593 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 15 mei 2002, waarin de rechtbank het beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg gegrond verklaarde, maar geen proceskostenveroordeling oplegde. Appellant was van mening dat hij wel proceskosten had gemaakt, waaronder kosten voor het laten schrijven van een brief en de bijbehorende portokosten. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 18 januari 2005, waarbij appellant in persoon verscheen en gedaagde zich niet liet vertegenwoordigen. Na het onderzoek ter zitting zijn de gedingen gesplitst en is er afzonderlijk uitspraak gedaan.

De Raad heeft in zijn motivering verwezen naar de aangevallen uitspraak en geconcludeerd dat het hoger beroep van appellant niet kon slagen. De Raad heeft vastgesteld dat de kosten die appellant heeft gemaakt niet voor vergoeding in aanmerking komen volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht, dat de kosten limitatief opsomt. De kosten voor het laten schrijven van een brief en de portokosten vallen hier niet onder. Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak bevestigd, voorzover deze was aangevochten. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 22 februari 2005.

Uitspraak

02/3593 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 15 mei 2002, reg.nr. 01/1042 NABW.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingezonden.
Het geding is, gevoegd met de gedingen met reg.nrs. 02/3592 NABW en 02/3679 NABW behandeld ter zitting van 18 januari 2005, waar appellant in persoon is verschenen en waar gedaagde zich - met voorafgaand bericht - niet heeft laten vertegenwoordigen. Na het onderzoek ter zitting zijn de gedingen weer gesplitst. In deze zaken wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.
II. MOTIVERING
Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - met een bepaling omtrent griffierecht - het beroep tegen het besluit van
31 mei 2001 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en gedaagde opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak overwogen dat een proceskostenveroordeling achterwege zal blijven, aangezien niet gebleken is van op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten van appellant.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd voorzover daarbij een proceskostenveroordeling achterwege is gebleven. Hij voert aan dat hij wel proceskosten heeft gemaakt. Hij heeft een brief laten schrijven en de voor het verzenden van deze brief verschuldigde porto betaald.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn limitatief opgesomd in het Besluit proceskosten bestuursrecht. In een vergoeding van de kosten van het laten schrijven van een brief en portokosten voorziet dit Besluit niet.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen, zodat de aangevallen uitspraak, voorzover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voorzover aangevochten.
Aldus gewezen door mr. Th.C. van Sloten als voorzitter en mr. R.H.M. Roelofs en mr. J.J.A. Kooijman als leden, in tegenwoordigheid van S.W.H. Peeters als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2005.
(get.) Th.C. van Sloten.
(get.) S.W.H. Peeters.