ECLI:NL:CRVB:2005:AS7174
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- R.H.M. Roelofs
- J.J.A. Kooijman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aanvraag bijzondere bijstand voor noodzakelijke kosten van bestaan
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, die op 15 mei 2002 zijn aanvraag om bijzondere bijstand had afgewezen. Appellant had verzocht om bijzondere bijstand voor 27 kostenposten, maar de gemeente Tilburg, als gedaagde, had deze aanvragen deels buiten behandeling gelaten en deels afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de gemeente terecht had gehandeld, maar appellant was het hier niet mee eens en ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 18 januari 2005, waarbij appellant in persoon verscheen en gedaagde niet vertegenwoordigd was. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor verschillende kostenposten. De Raad concludeerde dat de gemeente de aanvragen terecht had afgewezen, omdat de kosten niet voldeden aan de criteria van noodzakelijke kosten van bestaan zoals bedoeld in de Algemene bijstandswet (Abw).
Daarnaast heeft de Raad de lange duur van de procedure beoordeeld in het licht van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). De Raad oordeelde dat de procedure niet onredelijk lang was geweest, aangezien deze minder dan vier jaar had geduurd. Uiteindelijk bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank, waarbij het hoger beroep van appellant werd afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van het verstrekken van voldoende gegevens bij aanvragen om bijzondere bijstand en de rol van de gemeente in het proces. De Raad heeft de gemeente opgedragen om een nieuw besluit te nemen over de reiskosten, maar heeft het bezwaar van appellant tegen de afwijzing van de collegegeldbijstand niet-ontvankelijk verklaard.