ECLI:NL:CRVB:2005:AS7059

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/7062 MAW-VV + 04/7067 MAW-VV + 04/7079 MAW-VV + 04/7081 MAW-VV + 04/7082 MAW-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake vrijwillig nadienen ambtenaren

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep op 15 februari 2005 uitspraak gedaan over verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening. De verzoekers, die ambtenaren zijn, hadden aanvragen ingediend voor vrijwillig nadienen gedurende twee jaar na het bereiken van hun ontslagleeftijd. De Staatssecretaris van Defensie, als gedaagde, had deze verzoeken afgewezen, wat leidde tot hoger beroep door de verzoekers. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeken om voorlopige voorziening zijn ingediend in het kader van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet.

De voorzieningenrechter overwoog dat er geen sprake was van onverwijlde spoed, aangezien de verzoekers inmiddels een aanbod tot nadienen hadden ontvangen en geaccepteerd. Dit aanbod bracht hen in dezelfde rechtspositie als de militairen die vrijwillig nadienen, waardoor de verzoekers geen belang meer hadden bij schorsing van de eerdere uitspraak van de rechtbank. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoeken om voorlopige voorziening moesten worden afgewezen, omdat de situatie van de verzoekers inmiddels was verbeterd en er geen dringende redenen waren om een voorlopige voorziening te treffen.

De uitspraak benadrukt het belang van de rechtspositie van ambtenaren en de voorwaarden waaronder verzoeken tot vrijwillig nadienen kunnen worden gehonoreerd. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken afgewezen en geen termen aanwezig geacht voor het treffen van een voorlopige voorziening, wat de verzoekers in hun rechtspositie niet verder hielp.

Uitspraak

04/7062 MAW-VV + 04/7067 MAW-VV + 04/7079 MAW-VV + 04/7081 MAW-VV + 04/7082 MAW-VV
U I T S P R A A K
van
DE VOORZIENINGENRECHTER VAN DE CENTRALE RAAD VAN BEROEP
inzake het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet, in het geding tussen:
[verzoeker 4], wonende te [woonplaats], verzoeker 4,
[verzoeker 5], wonende te [woonplaats], verzoeker 5,
[verzoeker 10], wonende te [woonplaats], verzoeker 10,
[verzoeker 11], wonende te [woonplaats] , verzoeker 11,
[verzoeker 12], wonende te [woonplaats], verzoeker 12,
en
de Staatssecretaris van Defensie, gedaagde.
I. INLEIDING
Namens verzoekers is op daartoe aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 1 november 2004, nrs. AWB 04/1033, 04/1035, 04/1041, 04/1037, 04/1047, 04/1039, 04/1043, 04/1045, 04/1050, 04/1559, 04/1556 en 04/1561 MAWKMA. Tevens is verzocht een voorlopige voorziening te treffen inhoudende dat gedaagde voor alle verzoekers duidelijkheid dient te verschaffen met betrekking tot hun rechtspositionele status en daarenboven voor verzoekers 10 en 12 te bepalen dat zij werkzaam blijven binnen de organisatie van gedaagde als ware zij vrijwillig nadieners.
De verzoeken zijn behandeld ter zitting van 25 januari 2005, waar verzoeker 10 in persoon is verschenen, bijgestaan door W.A. Herwijer, verbonden aan VBM/NOV.
De overige verzoekers hebben zich laten vertegenwoordigen door W.A. Herwijer, voornoemd. Gedaagde heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. van Seventer, werkzaam bij het Ministerie van Defensie.
II. MOTIVERING
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de voorzieningen-rechter uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Verzoekers hebben bij gedaagde aanvragen ingediend tot vrijwillig nadienen gedurende twee jaar vanaf de reguliere datum waarop de ontslagleeftijd is bereikt. Gedaagde heeft deze verzoeken bij afzonderlijke besluiten afgewezen. Verzoekers hebben tegen deze besluiten bezwaar gemaakt. Gedaagde heeft de bezwaren van verzoekers bij individuele besluiten ongegrond verklaard. De tegen deze besluiten ingestelde beroepen zijn door de rechtbank bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard.
2.1. Voorafgaand aan de aangevallen uitspraak heeft gedaagde bij brief van 28 september 2004 verzoeker 10, die op
1 november 2004 zijn ontslagleeftijd zou bereiken, verzocht om in het belang van de organisatie zijn verblijf in werkelijke dienst (wederom) te verlengen tot 1 augustus 2005 in de functie van [naam functie]. Verzoeker is hiermee akkoord gegaan.
2.2. Bij brieven van 16 november 2004 heeft gedaagde aan verzoekers 4, 5 en 11 het aanbod gedaan om met ingang van de datum dat de ontslagleeftijd is bereikt gedurende 2 jaar na te dienen in de functies van respectievelijk [naam functies]. Daarbij is meegedeeld dat de financiële aspecten onder dezelfde regeling vallen als ware het een verzoek tot vrijwillig nadienen conform de Beleidsnota vrijwillig nadienen militairen (P/2001004838 d.d.
16 juli 2001). Verzoekers 4, 5 en 11 zijn hiermee akkoord gegaan.
2.3. Bij brief van 13 december 2004 heeft gedaagde verzoeker 12, die op 1 april 2004 zijn ontslagleeftijd bereikt, verzocht om, in het belang van de organisatie, zijn verblijf in werkelijke dienst (wederom) te verlengen tot 1 april 2006, waarbij hij belast zal worden met de aansturing van de (varende) [naam functie] in het kader van de [naam Project]. Verzoeker is hiermee akkoord gegaan.
3. De verzoeken om voorlopige voorziening strekken er toe dat de werking van de aange-vallen uitspraak wordt geschorst. Namens verzoekers is gesteld dat het spoedeisend belang is gelegen in het verkrijgen van een uitspraak van de voorzieningenrechter die gedaagde ertoe dwingt om verzoekers duidelijkheid te verschaffen met betrekking tot hun rechtspositionele status. Hierbij is naar voren gebracht dat gedaagde de eerdere afwijzingen van de verzoeken tot nadienen dient te herzien omdat verzoekers alsnog een functie aangeboden hebben gekregen, zij deze hebben geaccepteerd en zij nog immer werkzaam zijn in de organisatie. Voor verzoekers 10 en 12 geldt voorts nog dat zou moeten worden bepaald dat zij werkzaam blijven binnen de organisatie van gedaagde als ware zij vrijwillig nadieners.
3.1. Gedaagde heeft gemotiveerd verzocht de gevraagde voorziening af te wijzen. Voorts heeft gedaagde ter zitting nogmaals bevestigd dat verzoekers dezelfde rechtspositie hebben als ware zij vrijwillig nadieners.
4. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
4.1. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet in verbinding met artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat gelet op de betrokken belangen vereist.
4.2. Inmiddels hebben verzoekers van gedaagde een aanbod tot nadienen in de onder 2.1., 2.2. en 2.3. genoemde functies gekregen, welk aanbod in alle gevallen is geaccepteerd en zijn verzoekers nog immer voor gedaagde werkzaam. Daarmee lijkt gedaagde alsnog tegemoet te zijn gekomen aan de aanvragen van verzoekers. Blijkens de nadere ten aanzien van verzoekers genomen besluiten en de onder 3.1. weergegeven mededeling van gedaagdes gemachtigde ter zitting zijn verzoekers in dezelfde rechtspositie gebracht als de militairen die vrijwillig nadienen op grond van de Beleidsnota vrijwillig nadienen militairen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben verzoekers derhalve geen enkel belang bij schorsing van de werking van de aangevallen uitspraak.
4.3. In de bodemprocedures zal moeten worden beslist of de hoger beroepen van verzoekers op grond van hetgeen onder 4.2. is overwogen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. De voorzieningenrechter acht voorts de enkele omstandigheid dat verzoekers een voorlopig oordeel wensen te verkrijgen betreffende hun rechtspositionele status - welke overigens op grond van hetgeen onder 4.2. is overwogen naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet onduidelijk is - onvoldoende grondslag voor het oordeel dat een spoedeisend belang het treffen van een voorlopige voorziening vordert. Andere dringende reden waarom niettemin thans een voorziening zou moeten worden getroffen zijn door en namens verzoekers niet gegeven.
5. Gelet op dit een en ander is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake van onverwijlde spoed die het treffen van een voorlopige voorziening vereist.
De verzoeken om toepassing van artikel 8:81 van de Awb moeten daarom worden afgewezen.
6. Gelet op het vorenstaande en omdat de voorzieningenrechter geen termen aanwezig acht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wordt beslist als volgt.
III. BESLISSING
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep,
Wijst de verzoeken om toepassing van artikel 8:81 van de Awb af.
Aldus gegeven door mr. A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van mr. L.N. Nijhuis als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2005.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) L.N. Nijhuis.