ECLI:NL:CRVB:2005:AS6918

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/6717 WWB-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake bijstandsuitkering en arbeidsverplichtingen

In deze zaak heeft het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De rechtbank had op 26 oktober 2004 een besluit van 18 juni 2004 vernietigd, waarin het bezwaar van gedaagde tegen het niet nemen van een besluit over haar arbeidsverplichtingen niet-ontvankelijk was verklaard. Gedaagde, die sinds 1 februari 1993 een bijstandsuitkering ontvangt, had verzocht om ontslag van haar arbeidsverplichting op basis van een advies van de Stichting Mind at Work, dat stelde dat zij niet in staat was om deel te nemen aan een sociaal activeringstraject.

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft op 17 januari 2005 het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechter oordeelde dat er geen sprake was van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening, ondanks de argumenten van verzoeker dat de aangevallen uitspraak niet in stand zou kunnen blijven en dat de gemeente Lelystad was veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan gedaagde. De voorzieningenrechter concludeerde dat de omstandigheden niet voldoende waren om aan te nemen dat onverwijlde spoed vereist was, gelet op de betrokken belangen.

De beslissing werd genomen zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het verzoek kennelijk ongegrond was. De uitspraak benadrukt het belang van een spoedeisend belang bij het aanvragen van een voorlopige voorziening en de voorwaarden waaronder deze kan worden toegewezen.

Uitspraak

04/6717 WWB-VV
U I T S P R A A K
van
DE VOORZIENINGENRECHTER VAN DE CENTRALE RAAD VAN BEROEP
inzake het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet in het geding tussen:
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad, verzoeker,
en
[verzoeker], wonende te [woonplaats], gedaagde.
I. INLEIDING
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de door de rechtbank Zwolle-Lelystad op 26 oktober 2004 tussen partijen gewezen uitspraak, reg.nr. 04/921 WWB.
Bij afzonderlijk schrijven van 6 december 2004 heeft verzoeker tevens verzocht om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
II. MOTIVERING
Gedaagde ontvangt sedert 1 februari 1993 een bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden. Aan haar is meegedeeld dat zij aan de verplichtingen van artikel 113, eerste lid, van de Algemene bijstandswet moet voldoen en dat zij vanaf
26 september 2002 voor de duur van vijf jaar als arbeidsgehandicapt wordt beschouwd in het kader van de Wet reïntegratie arbeidsgehandicapten.
Vervolgens is gedaagde op initiatief van verzoeker onderzocht door de Stichting Mind at Work. Blijkens het zogeheten trajectadvies van deze stichting van 27 maart 2003 wordt gedaagde niet in staat geacht mee te doen aan een sociaal activeringstraject; aan verzoeker is geadviseerd gedaagde na circa 12 maanden voor herbeoordeling aan te bieden.
Bij brief van 30 maart 2004 is namens gedaagde verzoeker gevraagd haar “alsnog te ontslaan van de arbeidsverplichting”. Gedaagde heeft deze brief aangemerkt als een bezwaarschrift “tegen het feit dat naar aanleiding van het rapport van Mind at Work geen besluit is genomen” en het aldus opgevatte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard bij besluit van 18 juni 2004.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - met bepalingen omtrent griffierecht en proceskosten - het tegen het besluit van 18 juni 2004 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en verzoeker opgedragen een besluit te nemen met betrekking tot de vraag of voor gedaagde de verplichtingen gericht op de inschakeling in de arbeid nog steeds dienen te gelden.
Naar aanleiding van het thans gedane verzoek om een voorlopige voorziening overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
Ingevolge het bepaalde in artikel 18 en artikel 21 van de Beroepswet in verbinding met artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank als omschreven in artikel 18 van de Beroepswet hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
In het verzoekschrift wordt voor de gronden van het verzoek verwezen naar het hoger-beroepschrift. Daarnaast is de grond van het verzoek gelegen in de omstandigheid dat de gemeente Lelystad in de aangevallen uitspraak tot een bedrag van
€ 322,-- is veroordeeld in de proceskosten.
De omstandigheid dat de aangevallen uitspraak naar het oordeel van verzoeker niet in stand zal kunnen blijven en het feit dat de gemeente Lelystad in de proceskosten van gedaagde in beroep is veroordeeld, leveren geen grond op om te oordelen dat in dit geval aan de zijde van verzoeker sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
Het verzoek om een voorlopige voorziening is daarom kennelijk ongegrond, zodat de voorzieningenrechter, gelet op
artikel 8:83, derde lid, van de Awb, uitspraak kan doen zonder zitting.
Voor bepalingen omtrent proceskosten en griffierecht is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep,
Wijst het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht af.
Aldus gewezen door mr. G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van mr. M.C.M. Hamer als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2005.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) M.C.M. Hamer.