ECLI:NL:CRVB:2005:AS6918
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake bijstandsuitkering en arbeidsverplichtingen
In deze zaak heeft het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De rechtbank had op 26 oktober 2004 een besluit van 18 juni 2004 vernietigd, waarin het bezwaar van gedaagde tegen het niet nemen van een besluit over haar arbeidsverplichtingen niet-ontvankelijk was verklaard. Gedaagde, die sinds 1 februari 1993 een bijstandsuitkering ontvangt, had verzocht om ontslag van haar arbeidsverplichting op basis van een advies van de Stichting Mind at Work, dat stelde dat zij niet in staat was om deel te nemen aan een sociaal activeringstraject.
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft op 17 januari 2005 het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechter oordeelde dat er geen sprake was van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening, ondanks de argumenten van verzoeker dat de aangevallen uitspraak niet in stand zou kunnen blijven en dat de gemeente Lelystad was veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan gedaagde. De voorzieningenrechter concludeerde dat de omstandigheden niet voldoende waren om aan te nemen dat onverwijlde spoed vereist was, gelet op de betrokken belangen.
De beslissing werd genomen zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het verzoek kennelijk ongegrond was. De uitspraak benadrukt het belang van een spoedeisend belang bij het aanvragen van een voorlopige voorziening en de voorwaarden waaronder deze kan worden toegewezen.