ECLI:NL:CRVB:2005:AS6709
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- A. van Netten
- Rechtspraak.nl
Weigering om terug te komen van eerder besluit inzake ziekengeld op basis van nieuw medisch feit
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de beëindiging van haar ziekengeld. Appellante, die zich op 11 oktober 2000 ziek meldde, ontving aanvankelijk een uitkering op basis van de Ziektewet. Deze uitkering werd per 7 november 2000 beëindigd, omdat appellante niet langer arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante heeft vervolgens verzocht om herziening van het besluit van 11 januari 2001, waarin haar bezwaren tegen de beëindiging van de uitkering ongegrond werden verklaard, op basis van nieuwe medische feiten die later aan het licht kwamen, namelijk de diagnose sarcoïdose.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 5 januari 2005, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat. Gedaagde, het Uwv, was niet aanwezig. De Raad overwoog dat het bestuursorgaan bevoegd is om een verzoek tot herziening van een eerder besluit inhoudelijk te behandelen, maar dat dit niet betekent dat er automatisch een herziening plaatsvindt. De Raad benadrukte dat de oorspronkelijke beslissing als uitgangspunt moet worden genomen en dat de vraag is of er sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden die aanleiding zouden moeten geven tot herziening.
In dit geval concludeerde de Raad dat de nieuwe medische informatie, hoewel erkend als nieuw feit, niet voldoende was om het eerdere besluit te herzien. De Raad oordeelde dat appellante haar grieven tegen het medisch onderzoek eerder had kunnen aanvoeren in de procedure tegen het oorspronkelijke besluit, maar dat zij om haar redenen had afgezien van beroep. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd gedaan door mr. M.S.E. Wulffraat-van Dijk, in tegenwoordigheid van mr. A. van Netten als griffier.