ECLI:NL:CRVB:2005:AS6600
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering renteloze geldlening ingevolge de Wet inkomensvoorziening kunstenaars (WIK) en niet-ontvankelijkheid bezwaar
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een renteloze geldlening die aan appellant is verstrekt op basis van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars (WIK). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het bezwaar van appellant tegen de terugvordering niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank had vastgesteld dat de bekendmaking van het besluit tot terugvordering op 5 augustus 2002 had plaatsgevonden, en dat de bezwaartermijn op 6 augustus 2002 was aangevangen en op 16 september 2002 was geëindigd. Appellant had zijn bezwaarschrift pas op 18 september 2002 ingediend, wat te laat was volgens de geldende regels.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de te late indiening van het bezwaarschrift te wijten was aan een fout van zijn adviseur, die als rechtshulpverlener optrad. Hij stelde dat deze adviseur pas na zijn vakantie op 16 september 2002 het besluit met hem had besproken, en dat het bezwaarschrift pas twee dagen later was ingediend. Appellant beroept zich op artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) en verwijst naar verschillende arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) om zijn standpunt te onderbouwen.
De Raad overweegt dat er geen feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat appellant niet in verzuim is geweest. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt dat fouten van een ingeschakelde (rechts)hulppersoon in beginsel voor rekening van de indiener komen. De Raad concludeert dat de overschrijding van de bezwaartermijn niet verschoonbaar is en dat de toegang tot de rechter niet onterecht wordt belemmerd door het hanteren van fatale termijnen. De Raad bevestigt de beslissing van de rechtbank om het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk te verklaren.