ECLI:NL:CRVB:2005:AS6284
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Stam
- R.E. Lysen
- Rechtspraak.nl
Hoofdelijk aansprakelijkheid voor verschuldigde premies en boetes van de vennootschap
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 februari 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. Appellant, vertegenwoordigd door mr. drs. R. van Gelder, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 21 november 2003, waarin de rechtbank oordeelde dat de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) appellant terecht hoofdelijk aansprakelijk heeft gesteld voor de door [naam B.V.] verschuldigde premies en boetes over de jaren 1996 en 1997. De rechtbank baseerde haar oordeel op artikel 16d van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.
Tijdens de zitting op 3 februari 2005 is appellant niet verschenen, terwijl gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. W. Zwanink. De Raad heeft vastgesteld dat de bezwaren van appellant in hoger beroep in essentie een herhaling zijn van de argumenten die in eerste aanleg zijn aangevoerd. Er zijn geen nieuwe gezichtspunten naar voren gebracht door appellant.
De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en is van oordeel dat de bezwaren van appellant niet kunnen leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, waarmee de aansprakelijkheid van appellant voor de verschuldigde premies en boetes is gehandhaafd.