ECLI:NL:CRVB:2005:AS5837
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- H. Bolt
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt in relatie tot WW-uitkering en werkzaamheden aan proefschrift
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de beschikbaarheid van gedaagde voor de arbeidsmarkt in het kader van een WW-uitkering. Gedaagde had een aanvraag ingediend voor een WW-uitkering per 1 januari 2001, na het beëindigen van haar dienstbetrekking bij de Landbouwuniversiteit Wageningen. De appellant, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), kende de WW-uitkering toe, maar stelde dat gedaagde gedurende een deel van de tijd niet beschikbaar was voor de arbeidsmarkt omdat zij werkte aan haar proefschrift. De appellant stelde dat het arbeidsurenverlies 30 uur en 24 minuten bedroeg, maar dat de werkloosheid slechts 10 uur en 24 minuten was, omdat gedaagde 20 uur per week aan haar promotie werkte.
De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit van de appellant niet in stand kon blijven, omdat niet was aangetoond dat gedaagde niet beschikbaar was voor arbeid. De Raad bevestigde dit oordeel en merkte op dat de appellant het werkelijke aantal gewerkte uren per week moest vaststellen. Tevens diende de appellant zich uit te laten over het beroep van gedaagde op het vertrouwen dat zij, zoals gebruikelijk voor 1 januari 2001, met behoud van haar uitkering haar proefschrift zou kunnen voltooien. De Raad besloot de aangevallen uitspraak te bevestigen en legde een recht van € 409,-- op aan de appellant.
De uitspraak is gedaan door de Centrale Raad van Beroep, waarbij de relevante wetgeving, zoals de Werkloosheidswet (WW), in acht is genomen. De Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren voor vergoeding van kosten in het hoger beroep, aangezien gedaagde geen kosten had gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kwamen.