ECLI:NL:CRVB:2005:AS5195

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/201 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning bijzondere bijstand voor kosten griffierecht in beroepszaak

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 6 januari 2003, waarin zijn beroep tegen de niet-ontvankelijkheidsverklaring wegens termijnoverschrijding van de betaling van het griffierecht werd afgewezen. Appellant had op 22 oktober 2001 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van een griffierechtnota, met het verzoek om deze bijstand rechtstreeks aan de rechtbank te voldoen. Gedaagde, het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk, heeft de bijzondere bijstand toegekend, maar het verzoek om rechtstreekse betaling aan de rechtbank afgewezen. Dit leidde tot een bezwaar dat door gedaagde ongegrond werd verklaard.

De griffierechtnota had betrekking op een eerder ingesteld beroep bij de rechtbank, dat niet-ontvankelijk was verklaard wegens niet-tijdige betaling van het griffierecht. Appellant stelde dat hij het griffierecht niet tijdig kon voldoen omdat de bijstand pas na de deadline aan hem was overgemaakt. De rechtbank bood echter een tweede termijn aan voor het voldoen van het griffierecht, waardoor het probleem van appellant in de toekomst waarschijnlijk niet meer zou optreden.

De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep geen aanknopingspunten gevonden om tot een ander oordeel te komen en heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van mr. I.D. Veldman als griffier, op 25 januari 2005.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/201 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 6 januari 2003, reg.nr. 02/363 NABW.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Hierna heeft appellant nog een groot aantal stukken ingediend.
Het geding is - tezamen met de gedingen in de zaken met de reg.nrs. 03/1773, 03/1775, 03/2922, 03/2924, 03/4588, en 03/5565 NABW - gevoegd behandeld ter zitting van 5 januari 2005. Daar is appellant in persoon verschenen en heeft gedaagde zich niet laten vertegenwoordigen. Na de gevoegde behandeling ter zitting zijn de gedingen, reg.nrs. 03/201, 03/2924 en 03/4588 NABW, weer gesplitst. In die zaken wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
II. MOTIVERING
Appellant heeft op 22 oktober 2001 bij gedaagde een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voor de kosten van een nota van griffierecht van de rechtbank Zutphen in de procedure 01/1317 NABW en daarbij verzocht om de toe te kennen bijstand rechtstreeks aan de rechtbank te voldoen.
Bij besluit van 6 november 2001 heeft gedaagde de gevraagde bijzondere bijstand toegekend, maar het verzoek om rechtstreekse betaling aan de rechtbank afgewezen.
Gedaagde heeft het tegen de afwijzing van dit verzoek gemaakte bezwaar ongegrond verklaard bij besluit van 12 februari 2002.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het besluit van 12 februari 2002 ingestelde beroep wegens het vervallen van procesbelang niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe heeft zij het volgende overwogen:
"In geschil is de bij het bestreden besluit gehandhaafde weigering van verweerder om de toegekende bijstand voor de kosten van een griffierechtnota rechtstreeks aan de rechtbank over te maken.
De onderhavige griffierechtnota heeft betrekking op het door eiser bij de rechtbank ingestelde beroep, geregistreerd onder nummer 01/1317 NABW. De toegekende bijstand is door verweerder eerst op 20 november 2001 aan eiser overgemaakt. Als gevolg hiervan heeft eiser, naar hij heeft gesteld, het griffierecht niet tijdig kunnen voldoen. Het door hem ingestelde beroep is bij uitspraak van 22 november 2001, reg.nr. 01/1317, niet-ontvankelijk verklaard wegens niet-tijdige betaling van het griffierecht. Het daartegen door eiser gedane verzet is evenwel bij uitspraak van 22 juli 2002 gegrond verklaard, waarmee de eerdere uitspraak is komen te vervallen.
Gelet op het voorgaande heeft eiser thans geen belang meer bij een beoordeling van het onderhavige beroep. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat de rechtbank sedert begin 2002 een tweede termijn (van eveneens vier weken) biedt om alsnog het griffierecht te voldoen, zodat het door eiser ondervonden probleem dat de bijstand niet binnen de betalingstermijn van het griffierecht aan hem wordt uitbetaald, zich in de toekomst naar alle waarschijnlijkheid niet meer zal voordoen.".
In hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden om tot een ander oordeel te komen. Appellant heeft geen omstandigheden genoemd op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat hij in de onderhavige procedure nog wel belang had bij een beoordeling van zijn beroep bij de rechtbank.
De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.
De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van mr. I.D. Veldman als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2005.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) I.D.Veldman.