ECLI:NL:CRVB:2005:AS5181

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/2924 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening ter voldoening van incasso- en afsluitkosten aan NUON

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 16 juni 2003, waarin zijn aanvraag voor bijzondere bijstand werd afgewezen. De aanvraag betrof de afsluit- en heraansluitkosten van de NUON. De rechtbank had geoordeeld dat de kosten van elektriciteit en gas tot de algemene kosten van het bestaan behoren en dat deze uit het normbedrag bestreden dienen te worden. Appellant ontving een uitkering op basis van de Algemene bijstandswet (Abw).

Na de afwijzing van zijn aanvraag op 16 augustus 2001, heeft verweerder op 11 september 2001 alsnog bijzondere bijstand toegekend in de vorm van een geldlening voor de totale achterstand bij NUON, inclusief incasso- en afsluitkosten. De voorwaarden voor deze bijstandsverlening hielden in dat de bijstand terugbetaald diende te worden in maandelijkse termijnen, en dat de maandelijkse kosten voor gas, water, elektriciteit en huur uit de reguliere bijstandsuitkering moesten worden voldaan.

Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de uitspraak van de rechtbank gekeerd. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de bijstandsverlening strekt tot aflossing van een schuldenlast en dat gedaagde bevoegd was om de bijstand in de vorm van een geldlening te verstrekken. De Raad heeft geen aanleiding gezien om te oordelen dat gedaagde niet in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.

De Raad heeft de aangevallen uitspraak met verbetering van gronden bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van mr. I.D. Veldman als griffier, op 25 januari 2005.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/2924 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 16 juni 2003, reg.nr. 01/1455 NABW.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Hierna heeft appellant nog een groot aantal stukken ingediend.
Het geding is - tezamen met de gedingen in de zaken met de reg.nrs. 03/201, 03/1773, 03/1775, 03/2922, 03/4588, en 03/5565 NABW - gevoegd behandeld ter zitting van 5 januari 2005. Daar is appellant in persoon verschenen en heeft gedaagde zich niet laten vertegenwoordigen. Na de gevoegde behandeling ter zitting zijn de gedingen, reg.nrs. 03/201, 03/2924 en 03/4588 NABW, weer gesplitst. In die zaken wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
II. MOTIVERING
Aan de aangevallen uitspraak - waarin appellant als eiser is aangeduid en gedaagde als verweerder - ontleent de Raad de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden:
"Eiser ontvangt van de zijde van verweerder een uitkering ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw), berekend naar de norm van een alleenstaande.
Op 9 augustus 2001 heeft eiser bijzondere bijstand gevraagd terzake van afsluit- en heraansluitkosten van de NUON.
Bij besluit van 16 augustus 2001 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen op de grond dat de kosten van elektriciteit en gas behoren tot de algemene kosten van het bestaan en uit het normbedrag bestreden dienen te worden.
Bij besluit van 11 september 2001 (verzonden 13 september 2001) heeft verweerder voor de totale achterstand bij NUON (inclusief incasso- en afsluitkosten) ad f. 2767,32 aan eiser alsnog bijzondere bijstand toegekend in de vorm van een geldlening. Aan deze bijstandsverlening heeft verweerder de voorwaarden verbonden dat de bijstand terugbetaald dient te worden in maandelijkse termijnen van f. 100,00 te voldoen middels inhouding op eiseres reguliere bijstandsuitkering, en dat de maandelijks door eiser te betalen bedragen voor gas, water en elektriciteit en huur worden verricht uit de maandelijkse reguliere bijstandsuitkering (budgetteringsplicht voor de duur dat de geldlening nog niet is afgelost).
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser, gericht tegen het besluit van 11 september 2001, ongegrond verklaard.".
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het besluit van 15 november 2001 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Daartoe heeft zij vastgesteld dat het geschil beperkt is tot de vorm waarin de bijzondere bijstand is verstrekt voorzover deze betrekking heeft op de voldoening van incasso- en afsluitkosten aan NUON en vervolgens op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting de volgende conclusie getrokken:
"Gelet op het feit dat de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, alsmede gelet op het feit dat de onderhavige bijstandsverlening tevens strekt tot aflossing van een schuldenlast, kon verweerder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid komen tot zijn besluit om de bijstand, ook voor zover die betrekking had op de afsluit- en incassokosten, in de vorm van geldlening te verlenen.".
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
De Raad stelt eerst vast dat het besluit van 15 november 2001, voorzover dat betrekking heeft op de vorm waarin de bijstand is toegekend, uitsluitend is gebaseerd op artikel 24, aanhef en onder d, van de Abw. Deze bepaling geeft gedaagde de bevoegdheid bijstand in de vorm van een geldlening of borgtocht te verstrekken indien het bijstand ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast betreft. Dit betekent dat in dit geding niet (tevens) ter beoordeling staat of de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is geweest van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, zoals door de rechtbank is vastgesteld kennelijk met het oog op onderdeel b van dat artikel.
De Raad beperkt zich daarom tot de constatering dat in dit geval aan de voorwaarde voor toepassing van artikel 24, aanhef en onder d, van de Abw is voldaan. Gedaagde en de rechtbank hebben terecht aangenomen dat de onderhavige bijstandsverlening strekt tot aflossing van een schuldenlast. Daarmee is gegeven dat gedaagde op grond van laatstgenoemde bepaling bevoegd was om de bijstand (ook) voorzover deze betrekking heeft op de incasso- en afsluitkosten in de vorm van een geldlening aan appellant te verstrekken.
In hetgeen door appellant is aangevoerd ziet de Raad geen grond om te oordelen dat gedaagde niet in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken (ook) voorzover de bijstand de aan NUON verschuldigde incasso- en afsluitkosten betreft.
Gelet op het vorenstaande komt de aangevallen uitspraak met verbetering van gronden voor bevestiging in aanmerking.
De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van mr. I.D. Veldman als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2005.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) I.D.Veldman.