ECLI:NL:CRVB:2005:AS4908
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.B.J. van der Ham
- P.C. de Wit
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van bijstandsuitkering wegens verblijf in het buitenland
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de bijstandsuitkering van appellant, geboren op 4 april 1962, door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Doesburg. De uitkering was aanvankelijk toegekend op 25 februari 2002 met terugwerkende kracht tot 11 juni 2001. Echter, de uitkering werd beëindigd per 15 november 2002, omdat appellant langer dan vier weken in het buitenland had verbleven. Appellant had op 18 oktober 2001 naar Suriname gereisd en meldde zich op 9 januari 2002 weer telefonisch bij de gemeente. Het bezwaar van appellant tegen de beëindiging van de uitkering werd op 17 juli 2002 ongegrond verklaard.
De rechtbank verklaarde het beroep tegen deze beslissing ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor bijstandsverlening, zoals vastgelegd in de Algemene bijstandswet (Abw). De Raad stelde vast dat appellant niet tot de uitzonderingscategorie behoorde die recht gaf op bijstand tijdens een langer verblijf in het buitenland. Bovendien was er geen sprake van 'zeer dringende redenen' die een uitzondering op de regels rechtvaardigden. Appellant had onvoldoende bewijs geleverd voor zijn stelling dat hij om medische redenen niet op tijd terug kon keren naar Nederland.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de beëindiging van de bijstandsuitkering terecht was. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 1 februari 2005.