ECLI:NL:CRVB:2005:AS4904
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.B.J. van der Ham
- P.C. de Wit
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstandsuitkering en terugvordering bijstands kosten na schending inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van appellanten, die vanaf 15 juni 1996 een uitkering ontvingen op basis van de Algemene bijstandswet (Abw). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellanten tegen de besluiten van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, die de bijstandsuitkering herzien en de gemaakte kosten van bijstand terugvorderen. Dit gebeurde nadat bleek dat appellant in de periode van 1 april 1998 tot en met 30 juni 1998 werkzaamheden had verricht als timmerman, zonder deze inkomsten te melden aan de gemeente.
De Raad heeft vastgesteld dat de gedaagde op 8 en 9 november 2001 besluiten heeft genomen om de bijstandsuitkering van appellanten over de genoemde periode in te trekken en de kosten van bijstand tot een bedrag van f 1.281,29 terug te vorderen. Appellanten hebben in hun hoger beroep betoogd dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, onder andere vanwege financiële problemen en een achterstand in de betaling van hun hypotheek.
De Raad oordeelt echter dat de door appellanten aangevoerde omstandigheden geen dringende redenen vormen zoals bedoeld in artikel 78, derde lid, van de Abw. De Raad wijst erop dat de sociale en financiële gevolgen van de terugvordering niet onaanvaardbaar zijn en dat de beslagvrije voet voldoende bescherming biedt voor het levensonderhoud. De Raad bevestigt daarom de uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellanten ongegrond heeft verklaard.
De uitspraak is gedaan door mr. A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van mr. P.C. de Wit als griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 februari 2005. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.