ECLI:NL:CRVB:2005:AS4883
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. Simon
- M.F. van Moorst
- Rechtspraak.nl
Overschrijding termijn voor het indienen van bezwaar in AOW-zaak
In deze zaak gaat het om de overschrijding van de termijn voor het indienen van bezwaar door appellant, die een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) heeft aangevraagd. Appellant, wonende in Turkije, heeft op 5 december 2001 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 november 2001, waarin zijn bezwaar tegen een eerder besluit van de Sociale verzekeringsbank niet-ontvankelijk was verklaard. Dit besluit was genomen omdat appellant niet binnen de wettelijke termijn van zes weken bezwaar had aangetekend tegen het besluit van 29 november 1999, waarin hem werd meegedeeld dat hij geen recht had op AOW-pensioen.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellant op 6 maart 2000 een bezwaarschrift heeft ingediend, maar dat dit bezwaarschrift te laat was. Appellant heeft aangevoerd dat hij op 5 december 1999 al bezwaar had aangetekend, maar dit bezwaar is door de Sociale verzekeringsbank niet ontvangen. De Raad heeft geoordeeld dat appellant niet heeft aangetoond dat hij het bezwaarschrift op 5 december 1999 daadwerkelijk heeft verzonden, en dat het risico van deze handelwijze voor rekening van appellant komt.
De Raad heeft geen omstandigheden kunnen vaststellen die erop wijzen dat appellant niet in verzuim is geweest bij het indienen van zijn bezwaar. Daarom heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar terecht was. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een vergoeding van proceskosten, aangezien de Raad geen aanleiding heeft gezien om af te wijken van de gebruikelijke regels.