ECLI:NL:CRVB:2005:AS4822

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/1553 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijzondere bijstand voor brilmontuur en glazen onder de Algemene bijstandswet

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door T.P. Sanders, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch. De rechtbank had op 18 februari 2003 het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden ongegrond verklaard. Dit besluit betrof de aanvraag van appellante voor bijzondere bijstand ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw) voor de kosten van een brilmontuur en brillenglazen. Appellante had op 16 januari 2001 een aanvraag ingediend, waarbij zij de kosten van het montuur op f 425,-- en de kosten van de glazen op f 231,-- per stuk had aangegeven. Het College kende bijzondere bijstand toe tot een bedrag van f 331,-- na aftrek van een vergoeding van f 200,-- van haar ziekenfonds, maar wees de aanvraag voor de zonneglazen af.

In hoger beroep heeft de Raad voor de Rechtspraak vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag voor de zonneglazen niet meer in geding was. De Raad heeft de beleidsregels van het College in overweging genomen, waaruit blijkt dat voor brilmonturen bijzondere bijstand mogelijk is tot een maximum van f 125,-- per drie kalenderjaren en voor brillenglazen tot een maximum dat is vastgesteld door de Nederlandse Unie van Optiekbedrijven (NUVO), vermeerderd met 10%. De Raad concludeert dat de door het College vastgestelde bedragen in overeenstemming zijn met de geldende richtlijnen en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van deze richtlijnen rechtvaardigen.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 25 januari 2005 door de Centrale Raad van Beroep, met mr. drs. Th.G.M. Simons als voorzitter en mr. M.I. ’t Hooft en mr. H.J. de Mooij als leden, in aanwezigheid van mr. I.D. Veldman als griffier. De zaak werd behandeld op de zitting van 14 december 2004, waar partijen niet verschenen.

Uitspraak

03/1553 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellante heeft T.P. Sanders, wonende te Bladel, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 18 februari 2003, reg.nr. 02/1121 NABW.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 14 december 2004, waar partijen - met voorafgaand
bericht - niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
De Raad gaat, mede gelet op de gedingstukken, uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Appellante heeft op 16 januari 2001 een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw) ter voorziening in de kosten van een brilmontuur met glazen en een paar zonneglazen. Daarbij heeft zij aangegeven dat de kosten van het montuur f 425,-- bedragen en de kosten van de glazen f 231,-- per stuk.
Bij besluit van 10 april 2001 heeft gedaagde, na aftrek van de door appellante terzake van haar ziekenfonds ontvangen vergoeding van f 200,--, bijzondere bijstand toegekend tot een bedrag van f 331,-- als tegemoetkoming in de kosten van een brilmontuur met glazen, en de aanvraag met betrekking tot de zonneglazen afgewezen.
Bij besluit van 1 mei 2002 heeft gedaagde het bezwaar tegen het besluit van 10 april 2002 ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 1 mei 2002 ongegrond verklaard.
Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
De Raad stelt allereerst vast dat in hoger beroep de afwijzing van de aanvraag met betrekking tot de zonneglazen niet meer in geding is. Evenmin heeft appellante gehandhaafd de in eerste aanleg aangevoerde grond inzake overschrijding van de beslistermijn in bezwaar.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Aan de besluitvorming van gedaagde ligt ten grondslag dat op grond van de terzake vastgestelde beleidsregels, voor brilmonturen bijzondere bijstand mogelijk is tot een maximum van f 125,-- per drie kalenderjaren en voor brillenglazen tot een maximum van het bedrag vermeld in een door de Nederlandse Unie van Optiekbedrijven (NUVO) opgestelde prijslijst, vermeerderd met 10%. Voor de brillenglazen van appellante leidt dit tot een vergoeding van f 203,-- per stuk.
Appellante heeft - kort gezegd - aangevoerd dat de prijslijst van NUVO verouderd is, zodat de door gedaagde vastgestelde maximale vergoeding voor brillenglazen niet (meer) reëel is, en voorts dat de vergoeding voor brilmonturen te laag is. De Raad is van oordeel dat zowel ten aanzien van de glazen als ten aanzien van het montuur niet kan worden gezegd dat gedaagde een onjuiste maatstaf heeft aangelegd. De stelling dat de prijslijst van NUVO verouderd is, wordt ontkracht door de brief van NUVO aan gedaagde van 4 juni 2002 waarin is vermeld dat het door gedaagde aangehouden bedrag van
f 203,-- per glas voor het jaar 2001 als reëel kan worden aangemerkt. Voorzover appellante heeft willen betogen dat gedaagde onzorgvuldig heeft gehandeld door op het bezwaar te beslissen voordat de gevraagde reactie van NUVO was ontvangen, kan de Raad haar daarin niet volgen. Bij de voorbereiding van het besluit van 1 mei 2002 heeft gedaagde immers ook al telefonisch informatie ingewonnen bij NUVO, waarbij bleek dat de toegekende vergoeding nog actueel is. Vervolgens heeft NUVO deze informatie schriftelijk bevestigd bij de brief van 4 juni 2002.
Evenals gedaagde is ook de Raad niet gebleken dat zich ten aanzien van appellante omstandigheden voordeden op grond waarvan in haar geval van de in de beleidsregels vastgestelde (richt)bedragen had moeten worden afgeweken.
De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. drs. Th.G.M. Simons als voorzitter en mr. M.I. ’t Hooft en mr. H.J. de Mooij als leden, in tegenwoordigheid van mr. I.D. Veldman als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2005.
(get.) Th.G.M. Simons.
(get.) I.D. Veldman.