ECLI:NL:CRVB:2005:AS4822
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.G.M. Simons
- M.I. ’t Hooft
- H.J. de Mooij
- Rechtspraak.nl
Bijzondere bijstand voor brilmontuur en glazen onder de Algemene bijstandswet
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door T.P. Sanders, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch. De rechtbank had op 18 februari 2003 het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden ongegrond verklaard. Dit besluit betrof de aanvraag van appellante voor bijzondere bijstand ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw) voor de kosten van een brilmontuur en brillenglazen. Appellante had op 16 januari 2001 een aanvraag ingediend, waarbij zij de kosten van het montuur op f 425,-- en de kosten van de glazen op f 231,-- per stuk had aangegeven. Het College kende bijzondere bijstand toe tot een bedrag van f 331,-- na aftrek van een vergoeding van f 200,-- van haar ziekenfonds, maar wees de aanvraag voor de zonneglazen af.
In hoger beroep heeft de Raad voor de Rechtspraak vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag voor de zonneglazen niet meer in geding was. De Raad heeft de beleidsregels van het College in overweging genomen, waaruit blijkt dat voor brilmonturen bijzondere bijstand mogelijk is tot een maximum van f 125,-- per drie kalenderjaren en voor brillenglazen tot een maximum dat is vastgesteld door de Nederlandse Unie van Optiekbedrijven (NUVO), vermeerderd met 10%. De Raad concludeert dat de door het College vastgestelde bedragen in overeenstemming zijn met de geldende richtlijnen en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van deze richtlijnen rechtvaardigen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 25 januari 2005 door de Centrale Raad van Beroep, met mr. drs. Th.G.M. Simons als voorzitter en mr. M.I. ’t Hooft en mr. H.J. de Mooij als leden, in aanwezigheid van mr. I.D. Veldman als griffier. De zaak werd behandeld op de zitting van 14 december 2004, waar partijen niet verschenen.