ECLI:NL:CRVB:2005:AS4454

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/4588 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ingangsdatum toegekende bijzondere bijstand voor de kosten van griffierechten

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zutphen van 15 september 2003, waarin het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk ongegrond werd verklaard. Het geschil betreft de ingangsdatum van de toegekende bijzondere bijstand voor de kosten van griffierechten. Appellant stelt dat deze datum moet worden vastgesteld op 1 november 1999, terwijl gedaagde heeft besloten om de bijstand in te laten gaan op 1 november 2002, aansluitend op een eerdere periode van toekenning.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 5 januari 2005, waarbij appellant in persoon aanwezig was en gedaagde niet vertegenwoordigd was. Na de sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de gedingen gesplitst en is er afzonderlijk uitspraak gedaan. De Raad heeft de grief van appellant beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat gedaagde terecht heeft besloten om de ingangsdatum van de bijzondere bijstand te stellen op 1 november 2002.

De Raad heeft geen aanleiding gezien om te oordelen dat de ingangsdatum op een eerdere datum had moeten worden vastgesteld. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken. De uitspraak is gedaan door de Centrale Raad van Beroep, met mr. G.A.J. van den Hurk als rechter en mr. I.D. Veldman als griffier, en is openbaar uitgesproken op 25 januari 2005.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/4588 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 15 september 2003, reg.nr. 03/226. NABW.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Hierna heeft appellant nog een groot aantal stukken ingediend.
Het geding is - tezamen met de gedingen in de zaken met reg.nrs. 03/201, 03/1773, 03/1775, 03/2922, 03/2924, en 03/5565 NABW - gevoegd behandeld ter zitting van 5 januari 2005. Daar is appellant in persoon verschenen en heeft gedaagde zich niet laten vertegenwoordigen. Na de sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de gedingen, reg.nrs. 03/201, 03/2944 en 03/4588 NABW, weer gesplitst. In die zaken wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
II. MOTIVERING
Bij besluit van 14 december 2001 heeft gedaagde aan appellant voor de duur van het voor hem vastgestelde draagkrachtjaar, te weten van 1 november 2001 tot 1 november 2002, bijzondere bijstand toegekend voor de kosten van griffierechten voor bestuursrechtelijke procedures.
Appellant heeft op 3 december 2002 wederom bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van griffierechten en de kosten van eigen bijdragen voor op toevoeging te verlenen rechtsbijstand.
Bij besluit van 11 december 2002 heeft gedaagde aan appellant bijzondere bijstand voor deze kosten toegekend voor de periode van 1 november 2002 tot 1 november 2003.
Bij besluit van 5 februari 2003 heeft gedaagde het bezwaar tegen het besluit van 11 december 2002 ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 5 februari 2003 ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
De Raad begrijpt de grief van appellant aldus, dat hij zich op het standpunt stelt dat de ingangsdatum van de toegekende bijzondere bijstand voor de kosten van griffierechten dient te worden vastgesteld op 1 november 1999 in plaats van 1 november 2002.
De Raad is met de rechtbank van oordeel dat gedaagde terecht en op goede gronden heeft besloten met ingang van 1 november 2002 - dat wil zeggen aansluitend op de eerdere periode van toekenning - bijzondere bijstand voor de kosten van griffierechten toe te kennen. Ook in hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd ziet de Raad geen grond om te oordelen dat gedaagde bij het besluit van 5 februari 2003 de ingangsdatum van de toegekende bijzondere bijstand voor de kosten van griffierechten op een eerdere datum dan 1 november 2002 had behoren te stellen.
De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van
mr. I.D. Veldman als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2005.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) I.D. Veldman.
RB2101